Sprookjes

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Sprookjesproject
  • Les 1: Introductie sprookjes en opdrachten.
  • Les 2 + les 3: Werken aan de opdracht.
  • Inleveren voor een cijfer (1x)

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Waar denk jij aan bij het woord sprookjes?
Sprookjes

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Sprookjes

Waar komen sprookjes vandaan?

Waar herken je een sprookje aan?

Slide 4 - Slide

Sprookjes komen vaak uit de volksmond en zijn verhalen die van generatie op generatie zijn doorgegeven. Ze ontstaan meestal in een tijd en plaats waar mensen hun leven vertelden en ervaringen deelden via mondelinge overlevering. Veel sprookjes hebben hun oorsprong in Europa, maar ook andere delen van de wereld hebben hun eigen versies van magische verhalen. In de loop der tijd zijn deze verhalen vaak aangepast en opgeschreven door schrijvers zoals de Gebroeders Grimm, Charles Perrault en Hans Christian Andersen, die de verhalen uiteindelijk wereldberoemd maakten.

### Waar herken je een sprookje aan?
Sprookjes hebben vaak bepaalde kenmerken die ze onderscheiden van andere verhalen. Hier zijn een paar elementen waaraan je een sprookje kunt herkennen:
1. **Magie en bovennatuurlijke elementen**: Sprookjes bevatten vaak magie, zoals spreuken, betoveringen, of magische wezens (bijv. feeën, tovenaars, en draakachtige wezens).
2. **Goed versus kwaad**: In sprookjes is er vaak een duidelijke tegenstelling tussen goede en kwade krachten. De held(in) staat tegenover een slechterik (bijvoorbeeld een boze stiefmoeder of een gemene heks).
3. **Simpele, archetypische personages**: De personages in sprookjes zijn vaak eenvoudig en archetypisch. De held is meestal een goed, onschuldig en moedige figuur, terwijl de slechterik vaak egoïstisch of wreed is.
4. **Overdrijving**: Sprookjes bevatten vaak overdrijvingen of herhalingen, zoals drie kansen krijgen om iets te doen (bijvoorbeeld drie wensen, drie pogingen, drie opdrachten).
5. **Moraal of les**: Sprookjes eindigen meestal met een moraal of een les over goed gedrag, rechtvaardigheid, of de beloning voor moed en deugdzaamheid.
6. **Wonderlijke voorwerpen**: Sprookjes bevatten vaak magische voorwerpen, zoals een spiegel die alles kan zien, een glazen muiltje, of een betoverde appel.
7. **Eindgoed, algoed**: De meeste sprookjes eindigen goed, zelfs als de held(in) door veel moeilijkheden of gevaarlijke situaties gaat. Vaak wordt de slechterik verslagen en krijgt de held uiteindelijk wat hij of zij verdient (bijvoorbeeld geluk, rijkdom, of liefde).
Sprookjes worden vaak gekarakteriseerd door hun fantasierijke, dromerige wereld en bevatten de elementen die we vandaag nog steeds terugzien in veel populaire verhalen en films.
Beschrijf wat volgens jou een sprookje is. Luister daarna naar de uitleg of lees de uitleg.
Uitleg over sprookjes.

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Wat is de kracht van een sprookje?
A
Een sprookje eindigt meestal goed.
B
In een sprookje kun je door slim te zijn overwinnen.
C
Een sprookje maakt iedereen blij.
D
In een sprookje kun je door sterk te zijn overwinnen.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Hoe komt het dat veel sprookjes in het bos afspelen?
A
In de middeleeuwen had Europa nog veel bos, wat griezelig was.
B
Het bos is een gezellige plek voor een verhaal.
C
In het bos leven wolven en die horen in sprookjes.
D
Er wonen veel sprookjesfiguren in het bos.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een ander woord voor sprookjes?
A
Mythes
B
Disneyverhalen
C
Volksverhalen
D
Romans

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wie zorgden ervoor dat sprookjes steeds geschikter werden voor kinderen?
A
De gebroeders Kahn
B
De gezusters Kahn
C
De gezusters Grimm
D
De gebroeders Grimm

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Welke onderdelen komen in bijna elk sprookje voor?

Slide 11 - Open question

This item has no instructions


Kenmerken sprookjes
Magie en fantasie
Goed einde
De precieze plaats en tijd is onbekend
Er zit altijd een les of boodschap verstopt in een sprookje

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Eindopdracht


Vanaf hier begint de eindopdracht. De eindopdracht wordt beoordeeld. Je krijgt hiervoor een cijfer. Maak een keuze uit opdracht 1 of opdracht 2.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1: Dagboek
Dagboekfragment van een sprookjesfiguur schrijven. Je dagboekfragment heeft minimaal 250 woorden.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Stap 1
Kies één van de hoofdpersonen uit een bestaand sprookje. Als je een keuze hebt gemaakt, vraag dan even aan je docent of dat een goede keuze is.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Stap 2
Schrijf één dagboekbladzijde alsof je de door jou gekozen hoofdpersoon bent. 
Beschrijf wat je hebt meegemaakt en wat dit met je deed. Hoe voel je je en welke gevoelens komen er boven?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Stap 3
Lees je dagboekfragment helemaal door. Let ook op de spelling en de zinsopbouw.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 2: Eigen sprookje
Schrijf zelf een nieuw sprookje. Je mag zelf weten waar het sprookje over gaat, maar hij moet minimaal 250 woorden hebben. 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Stap 1
Begin met: Er was eens...

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Stap 2: kenmerken erin
Magie en fantasie
Goed einde
De precieze plaats en tijd is onbekend
Er zit altijd een les of boodschap verstopt in een sprookje

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Stap 3
Lees je sprookje helemaal door. Let ook op de spelling en de zinsopbouw.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Wat vond je van deze lessen over sprookjes?
A
Ik vond de lessen heel afwisselend.
B
Ik vond de lessen saai.
C
De lessen hebben me echt iets nieuws geleerd.
D
De lessen vond ik interessant om te maken.

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Leg hieronder uit waarom je voor het vorige antwoord hebt gekozen.

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Wat vond je het allerleukste aan deze lessen?

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Beschrijf hieronder wat je hebt geleerd in deze lessen.

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Wat miste je in de lessen?
A
Ik had liever meer samengewerkt.
B
Ik had liever meer alleen gewerkt.
C
Ik had liever meer doe-opdrachten gehad.
D
Ik heb niks gemist.

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions