spelling bijvoeglijk naamwoord (opdr 34-5 rvl)

WELKOM BIJ NEDERLANDS
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

WELKOM BIJ NEDERLANDS

Slide 1 - Slide

Wat gaan wij vandaag doen?

  • Uitleg bijvoeglijke naamwoorden en oefenen 
  • Filmpje stoffelijk bijvoeglijk naamwoord en oefenen



Slide 2 - Slide

Lesdoel

  • Je weet wat een bijvoeglijk naamwoord is en wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is.
  • Je kan een bijvoeglijk naamwoord en een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord op de juiste manier schrijven.


Slide 3 - Slide

Ik weet nu al wat een bijvoeglijk naamwoord is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

Bijvoeglijk naamwoord
  • Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.   

De blauwe schoen.


Slide 5 - Slide

spellingsregels bijvoeglijke naamwoorden

Een bijvoeglijk naamwoord eindigt meestal op een -e.

de blauwe vogel
het dikke boek
de bekende zanger

Slide 6 - Slide

spellingsregels bijvoeglijke naamwoorden

Als het bijvoeglijke naamwoord gaat over een materiaal, schrijf er dan  -en achter.

de papieren zak
het ijzeren hek
de gouden ring

Slide 7 - Slide

spellingsregels bijvoeglijke naamwoorden

Als het bijvoeglijke naamwoord gaat over een MODERN materiaal, schrijf er dan  niets achter.

de plastic zak
de polyester boot
de kunststof tuinstoel

Slide 8 - Slide

spellingsregels bijvoeglijke naamwoorden

Bij een het-woord verdwijnt de -e als je er een voor zet.  

het bezorgde pakje - een bezorgd pakje
het heerlijke ijsje - een heerlijk ijsje

Slide 9 - Slide

spellingsregels bijvoeglijke naamwoorden

Schrijf een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord altijd zo kort mogelijk  (behalve als je het daardoor verkeerd uitspreekt)

de vergrote foto
het verplichte huiswerk

Slide 10 - Slide

vul in:
het ... (groot) boek van Sinterklaas

Slide 11 - Open question

vul het bijvoeglijk naamwoord in:
de ... (hout) tafel

Slide 12 - Open question

vul het bijvoeglijk naamwoord in:
de ... (aluminium) trap

Slide 13 - Open question

vul het bijvoeglijk naamwoord in:
het ... (lekker) ijsje

Slide 14 - Open question

vul het bijvoeglijk naamwoord in:
de ... (verbrand) aardappelen

Slide 15 - Open question

1. Een gouden kettinkje.
2. De drukke hond.
In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
Zin 1
B
Zin 2

Slide 16 - Quiz

Wij hebben thuis een eiken tafel en een rieten dak. Wat zijn stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden?
A
Thuis en dak
B
Eiken en rieten
C
hebben en tafel

Slide 17 - Quiz

Wat is geen stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
Glazen
B
Natte
C
Papieren
D
Stalen

Slide 18 - Quiz

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
mooie
B
lange
C
vriendelijke
D
metalen

Slide 19 - Quiz

Huiswerk

Maak opdracht 3, 4 en 5
blz 87 + 88

Slide 20 - Slide