les 2 spelling bnw 2-9-10 (nakijk 1678)

spelling bijvoeglijk naamwoord
1 / 30
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

spelling bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Na deze les: 
- heb je het huiswerk van vorige les nagekeken. 
- heb je de spellingsregels van het bijvoeglijk naamwoord nog eens herhaald. 

Slide 2 - Slide

boek + schrift
Pak je boek en schrift erbij, blz 190

We gaan opdracht 1 - 6 - 7 - 8 nakijken. 

Slide 3 - Slide

nakijken opdracht 1 blz 190
1. belandden - gebeurd
2. fronste - loog
3. vermoedde -  verstopt
4. gesmasht - gescoord
5. beweerd - verdiend
6. vervoert - bedoeld
7. houd - geniet

Slide 4 - Slide

Nakijken opdracht 6 blz 191 - 192
a vermoed, gestolen
 b gevlogd
 c bestelde, bezorgd
                     h. beantwoord, gewonnen
 d Vind, verhuisd
                             i. kneedden, gebeurt
 e snottert                                           j. belooft, geleverd
 f gescand
 g ontplofte, raakten

Slide 5 - Slide

Nakijken opdr 7 blz 191
1. gekocht
               8. gerepareerd                             16. opgelost
 2. gedragen
          9. beweerde (of: beweert) 
 3. raakte
                10. vergoeden
 4. gebeurde
         11. praatte 
 5. beschadigd
     13. begrijpt
 6. vertoont
             14. vind
 7. verteld
                 15. fietsten

Slide 6 - Slide

Nakijken opdracht 8 (deel 1) 
Word Wordt er bij jou op school geroddeld? Vast wel, want het gebeurd gebeurt overal en altijd. Waarschijnlijk doe je het zelf ook. Net als ik. 
Laatst praten praatten mijn vriendinnen en ik over een klasgenoot. Over zijn rare kleren en zijn vette haar. Ik deed enthousiast mee, tot ik ineens besefde besefte: dit is geroddel! Ik hield meteen mijn mond.
Volgens deskundigen heeft roddelen ook goede kanten. Je roddelt als je je jaloers of boos voeld voelt. Als je dat gevoel met iemand deelt, voel je je vaak beter. Bovendien versterkt het de band die je samen hebt.

Slide 7 - Slide

Nakijken opdracht 8 (deel 2) 
Roddelen is wel slecht als je leugens verteld vertelt. En als je een ander erdoor beschadigdt beschadigt. Of als je belooft beloofd hebt iets niet door te vertellen en je het toch doet.
Op een dag hoorde ik toevallig hoe een vriendin een roddel over mij verspreide verspreidde. Je snapt dat ik die vriendschap meteen beëindigt beëindigd heb.

Slide 8 - Slide

Spelling bijvoeglijke naamwoorden

Slide 9 - Slide

meestal
eindigt het op een -e 

de blauwe trui                                   het dikke boek                      de kale kop 

Slide 10 - Slide

Bijvoeglijk 
naamwoord
Als het bijvoeglijk naamwoord bij een 'het-woord' hoort, verdwijnt de -e als je er 'een' voor zet: 

het bezorgde pakje - een bezorgd pakje
het heerlijke ijsje - een heerlijk ijsje
het grote kasteel - een groot kasteel 


Slide 11 - Slide

Materiaal
Als het bijvoeglijk naamwoord aangeeft van welk materiaal het is gemaakt, dan schrijf je er altijd -en achter. 

de houten stoel                     de gouden ring                               de wollen trui. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

modern materiaal
als het van een modern materiaal is gemaakt komt er niets achter. 
de plastic tas                    de aluminium trap         de polyester boot

Slide 14 - Slide

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste spelling van het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Deze ____ kozijnen zijn onderhoudsvriendelijk en voordelig geprijsd.
A
aluminium
B
aluminiumen

Slide 16 - Quiz

In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?


A
In 2016 won Formule1-coureur Max Verstappen de titel Sportman van het jaar.
B
Uit handen van oud-coureur Jan Lammers ontving Verstappen de bronzen Jaap Eden Trofee.
C
Nog nooit eerder won een Nederlander een Formule 1-race.
D
In de Grand Prix van Brazilië wist hij maar liefst dertien collega’s in te halen.

Slide 17 - Quiz

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
Je kunt van een voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord maken. 
Vaak zet je er dan een -e achter.

het brood is verbrand                          
 wordt:                  
het verbrande brood


Slide 18 - Slide

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
Schrijf het bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk. Bij een lange klank schrijf je maar één klinker. 

De weg is verbreed                          
 wordt:                  
De verbrede weg


Slide 19 - Slide

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
Soms moet je een medeklinker toevoegen. Anders spreek je het woord verkeerd uit.  

Het water is verhit                          
 wordt:                  
Het verhitte water


Slide 20 - Slide

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
Soms verandert er niets.

de kleding is gewassen
                                                        de gewassen kleding


Slide 21 - Slide

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt van:
verkleden
A
geverklede
B
verkleede
C
verkleedde
D
verklede

Slide 22 - Quiz

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in:

het .... huis (verbranden)

Slide 23 - Open question

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in:

de ... foto (vergroten)

Slide 24 - Open question

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in:

de ... man (redden)

Slide 25 - Open question

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in:

de ... vogel (blauw)

Slide 26 - Open question

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in:

het ... ijsje (heerlijk)

Slide 27 - Open question

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in:

de ... doos (karton)

Slide 28 - Open question

wat je nog even moet weten
In het boek staat een opdracht waarbij jullie 'woordgroepen' moeten bedenken (opdracht 10)

Een woordgroep is géén zin, maar zijn een paar woordjes bij elkaar. 
bv: de leuke klas, de grote man, de houten tafel. 

Slide 29 - Slide

Huiswerk

Maak opdracht 2- 9 - 10 
blz 190 - 193 - 194

Slide 30 - Slide