2TH Woordsoorten - bijw. en onbep. vnw.


Grammatica Woordsoorten
bijwoord (bijw) 
onbepaald voornaamwoord (onbep vnw)
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson


Grammatica Woordsoorten
bijwoord (bijw) 
onbepaald voornaamwoord (onbep vnw)

Slide 1 - Slide

  • weet ik wat een bijwoord is.
  • weet ik wat een onbepaald voornaamwoord is.
  • kan ik het bijwoord en het onbepaald voornaamwoord in een zin benoemen.
Aan het eind van de les........

Slide 2 - Slide

Wat weet je nog?

Slide 3 - Slide

Hoofdtelwoord en rangtelwoord

Slide 4 - Mind map


Benoem het telwoord.

Ben jij de middelste leerling op deze foto?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 5 - Quiz


Benoem het telwoord.

De Tweede Wereldoorlog begon in Nederland in 1940.
A
bepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 6 - Quiz


Benoem het telwoord.

De Tweede Wereldoorlog begon in Nederland in 1940.
A
bepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 7 - Quiz


Benoem de voegwoorden.
Zodra Elise thuiskomt, smijt ze haar tas weg en trekt ze haar sloffen aan.

Slide 8 - Open question

BIJWOORD (bw)
Plaats:
daar / ergens / nergens / er

Tijd:
's morgens / toen / soms / nu / gauw / gisteren
'Losse' woordjes:
wel / toch / ook / niet / misschien
Vraagwoorden:
waarom / waar / wanneer / waardoor / waarmee / hoe
Let op!
Let op! Verwar het niet met het vragend voornaamwoord!
Zegt iets over..
- een ww > De scooter rijdt hard
- een ander bijwoord > Hij loopt enorm snel.
- een bijv. nw > De puppy is heel erg lief. (let op! Niet door elkaar halen, het bijv. nw zegt iets over het zn)

Slide 9 - Slide



Zoek het bijwoord:

Morgen geef ik een feestje.
A
morgen
B
geef
C
een
D
feestje

Slide 10 - Quiz


Zoek de bijwoorden

Als je daar rechtsaf gaat, kom je bij het feest.
A
je
B
rechtsaf
C
daar
D
bij

Slide 11 - Quiz


Benoem het bijwoord

Ik heb mijn huiswerk niet gemaakt.
A
mijn
B
huiswerk
C
niet
D
gemaakt

Slide 12 - Quiz


Wat zijn de bijwoorden in deze zin?
Wij belandden gisteren plotseling in een sneeuwstorm.

Slide 13 - Open question


Wat zijn de bijwoorden in deze zin?
Jij maakt soms je huiswerk, toch?

Slide 14 - Open question

ONBEPAALD VOORNAAMWOORD
(onbep. vnw.)
Een onbepaald voornaamwoord wijst een persoon of zaak aan, maar zegt niet precies wie of wat bedoeld wordt
Voorbeelden:
iemand, niemand, iedereen, men, menigeen, het, (zo)iets, niets, alles, elk(e), ieder(e), menig(e), wat, ene, (een) zekere, een of ander(e). 

Slide 15 - Slide

Benoem het onbepaald voornaamwoord in onderstaande zin.

Er kwam een meneer aan de deur, die ons iets wilde verkopen.

Slide 16 - Open question

Benoem het onbepaald voornaamwoord in onderstaande zin.

Er kwam een meneer aan de deur, die ons iets wilde verkopen.

Slide 17 - Open question

Benoem de onbepaalde voornaamwoorden in onderstaande zin.

Men verwachtte veel mensen bij de demonstratie, maar er kwam bijna niemand.

Slide 18 - Open question

aanw. vnw.
vr. vnw.
onbep. vnw.
wie
iets
zulke
men
die
iemand
welke
alles
niets
dit
zo'n 

Slide 19 - Drag question

Aan de slag!
Maak het werkblad 'bijwoord en onbepaald voornaamwoord'. 
Klaar? 
Zet voor jezelf alle woordsoorten op een rijtje.

Slide 20 - Slide

In hoeverre heb je het lesdoel gehaald:
Ik kan het bijwoord en het onbepaald voornaamwoord in een zin benoemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Heb je nog vragen/opmerkingen voor de volgende les?

Slide 22 - Mind map

Huiswerk
  • Werkblad bijwoord en onbepaald voornaamwoord


Snap je iets niet? 
>> Stel je vragen via Teams, 
       zodat ik je verder kan helpen!


Slide 23 - Slide