Dag 1

Nieuwe woorden thema 14
1 / 17
next
Slide 1: Slide
ISKBasisschoolGroep 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nieuwe woorden thema 14

Slide 1 - Slide

overtuigen
  • iemand anders op een ander idee brengen
  • werkwoord
  • ik overtuig - wij overtuigen
  • zin: Ze heeft me ervan overtuigd dat ik toch de rode jas moet kopen en niet de gele. 

Slide 2 - Slide

de acteur
  • een man die in een toneelstuk, een serie of een film speelt
  • de acteur - de acteurs
  • acteur <---> actrice
  • zin: Mijn favoriete acteur is Hugh Grant. 

Slide 3 - Slide

het adres
  • de straat, het huisnummer, de postcode en de plaats waar iemand woont
  • het adres -  de adressen
  • zin: Het adres van de familie Bosch is: Stationsstraat 22, 1234 JA in Amsterdam.

Slide 4 - Slide

het argument
  • de zin die je zegt om iemand ergens van te overtuigen
  • het argument - de argumenten
  • zin: "De rode jas staat heel mooi, in de gele jas lijk je heel oud".
  • zin: "Dat is een goed argument, dan koop ik de rode jas". 

Slide 5 - Slide

bedanken
  • zeggen dat je blij bent omdat iemand je iets geeft, of omdat iemand je helpt
  • werkwoord
  • ik bedank - wij bedanken
  • zin: Ik bedank mevrouw Vera omdat ze koffie voor ons zet. 

Slide 6 - Slide

het eind
  • het is afgelopen
  • eind <---> begin
  • zin: Op 31 december vieren we het eind van het jaar. Dat heet Oudjaar. 

Slide 7 - Slide

fantastisch
  • heel goed, geweldig
  • zin: We hebben fantastische buren want ze helpen ons altijd. 

Slide 8 - Slide

Bedenk goede argumenten!
timer
1:00
Welke woorden ken jij al om iemand te overtuigen? 

Slide 9 - Slide

Vertel je argumenten aan de klas!

Slide 10 - Slide

Als ik iets heel belangrijk vind, heb ik daar goede ....................... voor.
1
A
adressen
B
argumenten
C
duidelijk
D
blijken

Slide 11 - Quiz

1
timer
1:30
Waar bedank jij iemand voor?

Slide 12 - Mind map

Schrijf een zin met het woord "eind"
1

Slide 13 - Open question

A - Mijn broer ................. mijn moeder.
B - Ik ........... jou voor het huiswerk.
C - ............ jij mij ook voor het huiswerk?

1
A
A - bedanken B - bedank C - Bedankt
B
A - Bedankt B - Bedank C - Bedankt
C
A - Bedankt B - Bedank C - Bedank
D
A - Bedankt B - Bedanken C - Bedankt

Slide 14 - Quiz

Die ............ is beroemd van een film.
Iedereen ............ hem te kennen.
1
A
acteur - blijken
B
akteur - blijkt
C
actuer - blijkt
D
acteur - blijkt

Slide 15 - Quiz

Maak een zin met:
Werkwoord: blijken
Wie of wat: Ahmad
1

Slide 16 - Open question

Maak een zin met "Fantastisch"
1

Slide 17 - Open question