Dag 1

Thema 14: Overtuigen
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Thema 14: Overtuigen

Slide 1 - Slide

overtuigen
  • iemand anders op een ander idee brengen
  • werkwoord
  • ik overtuig - wij overtuigen
  • zin: Ze heeft me ervan overtuigd dat ik toch de rode jas moet kopen en niet de gele. 
1

Slide 2 - Slide

de acteur
  • een man die in een toneelstuk, een serie of een film speelt
  • de acteur - de acteurs
  • acteur <---> actrice
  • zin: Mijn favoriete acteur is Hugh Grant. 
2

Slide 3 - Slide

het adres
  • de straat, het huisnummer, de postcode en de plaats waar iemand woont
  • het adres -  de adressen
  • zin: Het adres van de familie Bosch is: Stationsstraat 22, 1234 JA in Amsterdam.
3

Slide 4 - Slide

het argument
  • de zin die je zegt om iemand ergens van te overtuigen
  • het argument - de argumenten
  • zin: "De rode jas staat heel mooi, in de gele jas lijk je heel oud".
  • zin: "Dat is een goed argument, dan koop ik de rode jas". 
4

Slide 5 - Slide

bedanken
  • zeggen dat je blij bent omdat iemand je iets geeft, of omdat iemand je helpt
  • werkwoord
  • ik bedank - wij bedanken
  • zin: Ik bedank mevrouw Vera omdat ze koffie voor ons zet. 
5

Slide 6 - Slide

belangrijk
  • het is belangrijk dat je Nederlands leert als je hier woont 
  • een afspraak met de tandarts is belangrijk
  • zin: De premier is de belangrijkste man van Nederland.
6

Slide 7 - Slide

Thema 14 - verwerkingsvragen

Slide 8 - Slide

Die ............ is beroemd van een film.
Hij heeft in veel films gespeeld.
1
A
acteur
B
akteur
C
actuer
D
actrice

Slide 9 - Quiz

Ik ben verhuisd, ik woon nu op een ander ....................... .
2
A
adres
B
argument
C
duidelijk
D
blijken

Slide 10 - Quiz

Als ik iets heel belangrijk vind, heb ik daar goede ....................... voor.
3
A
adressen
B
argumenten
C
duidelijk
D
blijken

Slide 11 - Quiz

4
timer
1:30
Waar bedank jij iemand voor?

Slide 12 - Mind map

A - Mijn broer ................. mijn moeder.
B - Ik ........... jou voor het huiswerk.
C - ............ jij mij ook voor het huiswerk?

4
A
A - bedanken B - bedank C - Bedankt
B
A - Bedankt B - Bedank C - Bedankt
C
A - Bedankt B - Bedank C - Bedank
D
A - Bedankt B - Bedanken C - Bedankt

Slide 13 - Quiz