Schrijven: Extra oefenen Zakelijke e-mail + Extra oefenen: Twijfelwoorden (2)

1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

Slide 2 - Slide

Dus wat gaan we doen?
Herhalen: Twijfelwoorden i.v.m. het examen Schrijven 2F

Klassikaal extra oefenen met een zakelijke e-mail.

Werken aan je achterstanden, zodat je mee mag doen aan het examen.

Slide 3 - Slide

Herhalen - de beste manier van leren

Slide 4 - Slide

Nederlands: twijfelwoorden
ik/mij, beide/beiden, mits/tenzij, dan/als, grote/grootte, jou/jouw

Slide 5 - Slide

____ ben veertien jaar.
A
Ik
B
Mij

Slide 6 - Quiz

Hans loopt even hard als ____.
A
ik
B
mij

Slide 7 - Quiz

Mijn moeder zoekt ____.
A
ik
B
mij

Slide 8 - Quiz

Ik ben sterker dan ____.
A
hij
B
hem

Slide 9 - Quiz

Houd het stuur met ____ handen vast.
A
beide
B
beiden

Slide 10 - Quiz

____ ooms kwamen op mijn verjaardag.
A
Beide
B
Beiden

Slide 11 - Quiz

De bedrijven gingen ____ verhuizen.
A
beide
B
beiden

Slide 12 - Quiz

In welke zin is "dan" of "als" op de juiste manier gebruikt?
A
Mijn collega werkt daar veel langer als ik
B
Je bent veel enthousiaster dan de buurvrouw

Slide 13 - Quiz

In welke zin is "dan" of "als" op de juiste manier gebruikt?
A
Het waait niet meer zo hard als gisteren
B
Het waait niet meer zo hard dan gisteren

Slide 14 - Quiz

In welke zin is "kunnen" of "kennen" op de juiste manier gebruikt?
A
Ik ken het periodiek systeem uit mijn hoofd
B
Ik kan het periodiek systeem uit mijn hoofd

Slide 15 - Quiz

In welke zin is "liggen" of "leggen" op de juiste manier gebruikt?
A
Zij leggen alvast pen en papier op tafel.
B
Zij liggen alvast pen en papier op tafel.

Slide 16 - Quiz

In welke zin is "liggen" of "leggen" op de juiste manier gebruikt?
A
Gea ligt de boeken in haar kluisje.
B
Gea legt de boeken in haar kluisje.

Slide 17 - Quiz

In welke zin is "liggen" of "leggen" op de juiste manier gebruikt?
A
De gasten leggen hun mobieltje op het nachtkastje.
B
De gasten liggen hun mobieltje op het nachtkastje.

Slide 18 - Quiz

De oplossing voor deze moeilijke opdrachten zijn moeilijk te vinden.
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quiz

Voor het proefwerk van gisteren had een aantal leerlingen niet geleerd.
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quiz

Het examenonderwerp

Slide 21 - Slide

Lees de e-mails. Sonja en Dewi hebben allebei een e-mail ....
.....geschreven aan bloemenzaak Bloem en Plant.
timer
2:00

Slide 22 - Slide

Wie gebruikt
het meest duidelijke
en zakelijke
e-mailadres?
A
Sonja
B
Dewi

Slide 23 - Quiz

Wie heeft haar cv
de handigste
bestandsnaam
gegeven?
A
Sonja
B
Dewi

Slide 24 - Quiz

Wie maakt bij Onderwerp:
het duidelijkst waarover
de mail gaat?
A
Sonja
B
Dewi

Slide 25 - Quiz

Wie gebruikt
de beste aanhef?
A
Sonja
B
Dewi

Slide 26 - Quiz

Wie legt in de inleiding
het best uit waarom
ze mailt?
A
Sonja
B
Dewi

Slide 27 - Quiz

Wie gebruikt
een aanspreekvorm
(u/uw of je/jij/jou(w)) die past
bij de situatie?
A
Sonja
B
Dewi

Slide 28 - Quiz

Wie formuleert in de tekst
het best dat ze een
bijlage meestuurt?
A
Sonja
B
Dewi

Slide 29 - Quiz

Welk slot is het best?
A
Sonja
B
Dewi

Slide 30 - Quiz

Wie heeft een
beleefde groet gebruikt?
A
Sonja
B
Dewi

Slide 31 - Quiz

Aan de slag!
Werken aan je achterstanden, zodat je mee mag doen aan het examen. Kijk in EduArte wat je nog niet hebt ingeleverd:
  • Artikel 1 + 2
  • Verslag 1 + 2
  • Betoog 1 + 2
  • Zakelijke e-mail 1 + 2

Slide 32 - Slide