Les 1: Anatomie en fysiologie

Les 1: Anatomie en fysiologie
Mevrouw Voort
Verzorgen van productie dieren

1 / 45
next
Slide 1: Slide
GezondheidMBOStudiejaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Les 1: Anatomie en fysiologie
Mevrouw Voort
Verzorgen van productie dieren

Slide 1 - Slide

Planning
Author bekijken
Theorie Anatomie en fysiologie

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Even voorstellen
- Mevrouw Voort
- Thuis een melkveebedrijf
- OAJK
- Blije Zuivel
- Dronten/Wageningen

Slide 4 - Slide

Klassen regels
- Te laat = briefje halen
- Niet door elkaar praten, luisteren naar elkaar

Slide 5 - Slide

Kennismaken
  1. Vorm tweetallen
  2. Gebruik 5 minuten om zoveel mogelijk informatie over de ander te vinden (wat weten anderen nog niet, wat is leuk om te delen)
  3. Check bij je partner of je juiste informatie hebt gevonden en of het gedeeld mag worden
  4. Stel je partner nu voor aan de klas

Slide 6 - Slide

Start van de les
Anatomie en fysiologie

Author bekijken

Slide 7 - Slide

Lesdoel
Je kunt de anatomie en fysiologie van de koe omschrijven.

Slide 8 - Slide

Anatomie en fysiologie
Anatomie is een ander woord voor de bouw van een organisme. 

Fysiologie is de leer van activiteiten in het lichaam van een organisme.

Slide 9 - Slide

Wat is waar
A
Anatomie is de leer van de bouw van het dier
B
Fysiologie is de leer van de bouw van het dier

Slide 10 - Quiz

De bouw van een organisme

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

De bouw van het organisme
Elk organisme (levend wezen) is in de basis hetzelfde.

Het is opgebouwd uit verschillende cellen die samen weefsels vormen.
Deze weefsels vormen organen, zoals de longen of de ogen.
Organen die samenwerken aan een bepaalde taak, noemen we een orgaanstelsel. Zo werkt het hart samen met de bloedvaten in het bloedvatenstelsel en werken je botten en gewrichten samen om je skelet te vormen.

 



Slide 13 - Slide

De bouw van een organisme
Alle orgaanstelsels samen maken het organisme.
De orgaanstelsels werken samen om het lichaam goed te laten functioneren.

Het kan daarom zo zijn dat een probleem dat ligt bij de voeding (verteringsstelsel), zichtbaar wordt bij de vruchtbaarheid (voortplantingsstelsel) van de koe.

Slide 14 - Slide

Huid, beharing, hoornige structuren
De huid is het grootste orgaan.
Bescherming tegen invloeden van buitenaf, uitdroging en infecties.

Handhaving lichaamstempratuur, 

Slide 15 - Slide

Welke functie heeft de huid van een dier?
A
Maakt vitamine c aan
B
Beschermt tegen infecties
C
Stoot bacteriën af
D
Maakt bloedcellen aan

Slide 16 - Quiz

Wat is het grootste orgaan van een dier?
A
Longen
B
Slijmvliezen
C
Hart
D
Huid

Slide 17 - Quiz

Slijmvliezen
Dunne laag cellen die slijm produceren.
Beschermen het lichaam tegen indringers. In de ogen, oren en de mond. 

Kleur: Licht roze 

Slide 18 - Slide

Hoe zien gezonde slijmvliezen eruit?
A
roze
B
wit
C
rood
D
plakkerig

Slide 19 - Quiz

Skelet en bespiering

Slide 20 - Slide

Wat is GEEN functie van het skelet?
A
Steun bieden
B
Organen beschermen
C
Aanhechting van spieren
D
temperatuur regelen

Slide 21 - Quiz

Ademhalingsapparaat
Zuurstof (O2) word opgenomen en (CO2) en Water (H2O) aan de lucht afgegeven. 

Zuurstof is belangrijk voor de verbranding van voedsel, energie en koolzuur komen vrij. 

Ademhaling helpt ook bij het regelen van de lichaamstempratuur.

Slide 22 - Slide

Hoeveel ademhalingen per minuut heeft een gezonde koe
A
10-30
B
30-50
C
50-60
D
25-45

Slide 23 - Quiz

Hart en bloedvaten.
Het hart bestaat uit twee helften, van elkaar gescheiden door een dunne wand. 

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Spijsverteringsapparaat 
Voedsel en drinken wordt opgenomen in het lichaam. 


Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Wat hoort niet bij het spijsverteringsapparaat?
A
Lever
B
Darmen
C
Mond
D
Blaas

Slide 28 - Quiz

Urine stelsel
Bestaan uit: Nieren, de blaas, de urineleider, de urinebuis en de vagina.

De nieren halen de ongewenste stoffen uit het bloed en maken eiwitten die nodig zijn voor het lichaam. 

Slide 29 - Slide

Wat is de functie van de lever?
A
productie van gal om vetten beter te verteren
B
zuiveren van het bloed
C
aanmaak en opslag van verschillende stoffen in het lichaam
D
A, B en C zijn allemaal functies van de lever

Slide 30 - Quiz

Wat is de functie van de nieren?
A
maken witte bloedlichaampjes aan
B
nemen voedingsstoffen op.
C
regelen de lichaamstemperatuur
D
halen ongewenste stoffen uit het bloed.

Slide 31 - Quiz

Zenuwstelsel
Onder het schedel ligt het goed beschermd grote en kleine hersenen en de hersenstam.

Slide 32 - Slide

Hormonen
Groeihormonen, stresshormonen en allerlei andere hormonen. 

Door afgifte van hormonen kan het lichaam snel reageren op verandering. 

Bijvoorbeeld: Oxytocine, hierdoor trekt de baarmoeder samen en laat de melkklierweefsel de melk schieten.

Slide 33 - Slide

Meten

Slide 34 - Slide

Wat wordt er bij een dier ingespoten bij een vaccinatie
A
Verzwakte of dode ziekteverwekkers
B
Een primer
C
Een diergeneesmiddel
D
Antistoffen

Slide 35 - Quiz

Wat wordt verstaan onder incubatietijd?
A
De periode tussen besmetting en het ziek worden.
B
De periode dat een dier immuun is voor een ziekteverwekker.
C
De tijd die een dier nodig heeft om antistoffen te maken
D
De periode dat een dier ziek is

Slide 36 - Quiz

Wat zijn zoönosen
A
Dieren waarvan jongen bij de moeder zogen.
B
Ziekten die dodelijk zijn voor zowel mens als dier
C
Zieken die door dieren overgebracht kunnen worden op mensen
D
Ziekten die van moeder op jong gaan

Slide 37 - Quiz

Noem een functie van de witte bloedcellen
A
Uitschakelen van antistoffen
B
Doden en uitschakelen van ziekteverwekkers
C
Zuiveren van het bloed
D
Transporteren van voedingsstoffen in het bloed

Slide 38 - Quiz

Bij weerstand is sprake van een eerste en tweede verdedigingslinie. Wat behoort tot de eerste verdedigingslinie?
A
Blinde darm
B
Lever
C
Slijmvliezen
D
Witte bloedcellen

Slide 39 - Quiz

Welke dieren kunnen de ziekte van Lyme overbrengen op mensen?
A
Kalveren en lammeren
B
vliegen
C
Teken
D
Katten en honden

Slide 40 - Quiz

Wat is niet waar?
A
Het hart pompt bloed door het lichaam
B
Het hart bestaat uit 2 boezems en 2 kamers
C
Het hart ligt in de buikholte
D
Het hart is een holle spier

Slide 41 - Quiz

De nieren halen ongewenste stoffen uit het bloed, wat ontstaat er daardoor in de nieren?
A
Gal
B
Vetten
C
Urine
D
Serum

Slide 42 - Quiz

Wat vonden jullie van de les?

Slide 43 - Slide

Wat valt je op bij deze koe?
Welk pijnsignaal is dit?

Slide 44 - Mind map

Als je door de stal loopt, op welke gezondheidssignalen let je dan meestal?

Slide 45 - Mind map