6e examentraining 2F 2.1 In de praktijk: Informatieve teksten

1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Centraal examen Lezen & Luisteren 

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhalen: type vragen bij het CE
  • Nieuwe theorie: 2.1 Informatieve teksten lezen 2F.
  • Klassikaal oefenen: luisteren naar een informatieve tekst
  • Zelfstandig aan de slag met informatieve teksten lezen + Examensprint.



Slide 3 - Slide

Tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
overhalen

Slide 4 - Quiz

De hoofdgedachte bestaat uit
A
een paar woorden
B
een zin

Slide 5 - Quiz

Welke bewering over de hoofdgedachte is juist?

A
De hoofdgedachte staat altijd in de inleiding.
B
De hoofdgedachte is meestal een vraag.
C
De hoofdgedachte vertelt in één zin het belangrijkste over het onderwerp.
D
De hoofdgedachte staat altijd letterlijk in de tekst.

Slide 6 - Quiz


Tekstdoel?
A
Informeren
B
Instrueren
C
Amuseren
D
Overhalen/activeren

Slide 7 - Quiz

Is Tiktok een betrouwbare bron voor nieuws?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Om te bepalen of iets een betrouwbare bron is, let je op:
A
deskundigheid, populariteit, objectiviteit en bekendheid
B
deskundigheid, objectiviteit, positionering en ontwerp
C
deskundigheid, actualiteit, ontwerp en objectiviteit
D
deskundigheid, bewijsbaarheid, populariteit en aantoonbaarheid

Slide 9 - Quiz

Een informatieve tekst gaat over 'REMMEN'. Welk deelonderwerp zal waarschijnlijk niet in de tekst voorkomen?
A
Remconstructies
B
Onderdelen remsysteem
C
De ANWB slipcursus
D
Remvloeistof

Slide 10 - Quiz

Welke doelgroep is het meest passend bij de vorige deelonderwerpen? (remconstructies, onderdelen remsysteem, remvloeistof)
A
Docenten autotechniek
B
Studenten autotechniek
C
Klanten van een garagebedrijf
D
HRM-afdeling van Mobiliteit

Slide 11 - Quiz

Welk tekstverband geeft ZODAT aan?

Ik lees de krant elke dag, zodat ik op de hoogte ben.
A
een reden/argument
B
een tegenstelling
C
een conclusie
D
een oorzaak/gevolg

Slide 12 - Quiz

Welk tekstverband is er in deze zin?

Het is warm buiten, toch heb ik het koud.
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een samenvatting
D
een opsomming

Slide 13 - Quiz


Staat hier een feit, mening of argument?
Ik vind het raar om docenten aan te spreken met u.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 14 - Quiz


Staat hier een feit, mening of argument?
Het heeft helemaal geen zin om te gaan stemmen op een politieke partij; ze doen toch niks voor mij.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 15 - Quiz


Staat hier een feit, mening of argument?
Ik ben er niet van overtuigd dat een griepprik mij gaat helpen.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Je krijgt van mij de vragen op papier.
We bespreken de antwoorden in LessonUp.

Slide 20 - Slide

Eerst lees je de vragen door,
zodat je gericht kunt luisteren.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Link

Welke twee deelonderwerpen worden volgens de presentator in elk geval behandeld?
A
geschiedenis en toekomst
B
oorzaken en gevolg
C
voordelen en gevaren

Slide 23 - Quiz

Wat zegt Sloot over de hoeveelheid boodschappen die online worden gedaan?
A
Die stijgt maar langzaam en zal uiteindelijk gelijk blijven.
B
Die stijgt nu en zal nog verder gaan stijgen.
C
Die stijgt nu snel, maar zal niet veel groter worden.

Slide 24 - Quiz

Volgens de directeur van Picknic werkt zijn bedrijf zeer efficiënt. Welk voordeel levert dat voor de klanten op?
A
De artikelen zijn goedkoper dan in een gewone supermarkt.
B
Klanten hoeven geen bezorgkosten te betalen.
C
Op veel artikelen wordt korting gegeven.

Slide 25 - Quiz

Picknic gaat op steeds meer plaatsen bezorgen. Er komen misschien ook meer buitenlandse bedrijven op de Nederlandse markt.
Waarom maakt AH zich daar volgens manager Postuma geen zorgen over? (meer antwoorden zijn goed)
A
AH heeft altijd scherpe prijzen en dus ook online.
B
Door meer concurrentie wordt het bedrijf gedwongen goed te presteren.
C
Het aantal klanten dat online boodschappen doet, stijgt.
D
Wat er op de markt gebeurt heeft geen gevolgen voor AH.

Slide 26 - Quiz

Wat moeten bestaande supermarkten doen om winstgevende online klanten te winnen?
A
Gegevens van het koopgedrag van klanten verzamelen.
B
Klanten naar hun website lokken met persoonlijke aanbiedingen.
C
Precies bijhouden wat ze per winkel verdienen.

Slide 27 - Quiz

Ga je meedoen met de vragen bij het 2e deel van de rapportage?
Ja
Nee

Slide 28 - Poll

A. Bedrijven moeten voertuigen gaan delen.
B. Bedrijven moeten voor elke woonstraat andere bestelbusjes gebruiken
C. Bedrijven moeten zich onderscheiden door het anders te doen dan anderen.
D. De bedrijven moeten samenwerken met de pakketbezorgers.
E. Er moet gebruik worden gemaakt van kleine elektrische voertuigen.
F. Klanten uit dezelfde wijk moeten tegelijk bestellen.

Slide 29 - Drag question

A. Klanten willen zelf bepalen op welk tijdstip de bezorging plaatsvindt.
B. Onze bezorging is al heel effectief.
C. We investeren veel in software en businessmodel.
D. We willen bij de bezorging niet samenwerken met andere bedrijven.

Slide 30 - Drag question

Wat is volgens Ploos van Amstel het gevolg van de groei van online boodschappen doen?
A
Er komen gemakswinkeltjes en extra banen.
B
Er verandert niets voor bestaande supermarkten, maar er komen bedrijven bij,
C
Er verdwijnen een aantal supermarken en banen.
D
Banen verplaatsen en er verdwijnen supermarkten.

Slide 31 - Quiz

Welke bewering past het beste in deze reportage.
De beelden ............
A
..sluiten aan bij wat wordt gezegd.
B
....zijn bedoeld om de reportage leuker te maken.
C
...zijn noodzakelijk om te snappen wat wordt gezegd.

Slide 32 - Quiz

Wat is het belangrijkste doel van deze reportage?
A
Informeren over de ontwikkelingen van online boodschappen doen. ontwikkelingen doen.
B
Informeren over de negatieve gevolgen van online boodschappen doen.
C
De kijker overtuigen van het gemak van online boodschappen doen.

Slide 33 - Quiz

Wat hebben we gedaan?

  • Geoefend voor het CE 2F  Luisteren 2.1  Informatieve teksten

Slide 34 - Slide