Thema 8 Paragraaf 2 Zenuwcellen en zenuwen

Thema 8 Paragraaf 2 zenuwcellen en zenuwen
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 8 Paragraaf 2 zenuwcellen en zenuwen

Slide 1 - Slide

Nakijken

Thema 8 Basisstof 1
Opdracht 1 t/m 9 
(BLZ 115 t/m 122)

Slide 2 - Slide

Prikkels
impulsen
zintuig
spieren
centrale zenuwstelsel
impulsen

Slide 3 - Drag question

Horen zenuwen bij het zenuwstelsel?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Zijn alle zenuwen van het lichaam verbonden met het ruggenmerg?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Wat is een prikkel?
A
Een elektrisch signaal
B
Een invloed uit je omgeving

Slide 6 - Quiz

Leerdoelen

8.2.1 Je kunt in een afbeelding van een zenuwcel de delen benoemen.
8.2.2 Je kunt beschrijven wat een zenuw is.

Slide 7 - Slide

Zenuwcellen

Slide 8 - Slide

Korte uitlopers verbinden zenuwcellen met elkaar.
Lange uitloper verbindt zintuigen,spieren of klieren met het centrale zenuwstelsel.

Slide 9 - Slide

Zenuwen
De uitlopers van zenuwcellen liggen in een bundel bij elkaar dit noem je een zenuw. 
Om elke uitloper ligt een dun isolerend laagje.
Om elke zenuw ligt een stevige laag bindweefsel.

Er zijn drie typen zenuwen:
• Een gevoelszenuw
• Een bewegingszenuw
• Een gemengde zenuw

Slide 10 - Slide

Huiswerk

Thema 8 Basisstof 2
Opdracht 1 t/m 7 
(BLZ 125 t/m 129)

Slide 11 - Slide

Heeft elke zenuwcel een cellichaam?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

Wat geeft P in de afbeelding aan?
A
Celkern
B
Cellichaam
C
Korte uitloper
D
Lange uitloper

Slide 13 - Quiz

Welke uitspraak is juist?
A
Impulsen worden door het cellichaam van een zenuwcel geleid.
B
Met de korte uitlopers regelt een zenuwcel alles in zijn omgeving.
C
Een zenuwcel heeft altijd een cellichaam nodig om te kunnen werken.
D
Een zenuwcel heeft altijd een lange uitloper nodig om te kunnen werken.

Slide 14 - Quiz