V4 leesvaardigheid

1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

V4  leesvaardigheid
Basis  hoofdstuk 1
Je kunt/kent:
  1. schrijfdoelen, onderwerp, hoofdgedachte, tekstsoorten, tekst en publiek
  2. indeling van de tekst, tekststructuren, alineaopbouw, tekstverbanden

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Pak Nieuw Nederlands erbij
Bestudeer p.11

Slide 4 - Slide

17 februari:
Formatieve toets lezen

Slide 5 - Slide

Als je een leestekst als toets hebt en je wilt eerst weten waar de tekst over gaat, lees je
A
oriënterend
B
globaal
C
intensief
D
zoekend

Slide 6 - Quiz

Als je vragen bij een tekst moet maken, lees je de tekst
A
oriënterend
B
globaal
C
intensief
D
kritisch

Slide 7 - Quiz

Als je een betoog moet houden voor de klas en je hebt een artikel over je onderwerp gevonden, maar je wilt weten of er bruikbare argumenten in staan, lees je:
A
intensief
B
zoekend
C
kritisch
D
studerend

Slide 8 - Quiz

Noteer de vijf belangrijkste tekstdoelen.

Slide 9 - Open question

Het probleem van de plastic soep is funest voor mens en dier.
Deze zin kan een hoofdgedachte zijn.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Zorgt de harde lockdown voor meer depressies?

Dit kan een hoofdgedachte van een tekst zijn.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Lees nu tekst 1, p. 14
Zo meteen beantwoord je de vragen. 


timer
10:00

Slide 12 - Slide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 13 - Open question

Wat is het doel van de schrijver?
A
amuseren
B
informeren
C
opiniëren
D
overtuigen

Slide 14 - Quiz

informeren – Dat kun je bijvoorbeeld zien aan de derde alinea, waar het antwoord op een vraag wordt aangekondigd in de vorm van uitkomsten van een onderzoek. Dat wijst op uitleggen en dus: informeren.

Slide 15 - Slide

Zie vraag 3 in je boek. Met welke alinea begint deel 1?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 16 - Quiz

Met welke alinea begint deel 2
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 17 - Quiz

Bij welke alinea begint deel 3?
A
8
B
9
C
10
D
11

Slide 18 - Quiz

Citeer een woordgroep uit alinea 3 waarbij de citaten uit alinea 1 voorbeelden zijn.

Slide 19 - Open question

Vraag 8

Slide 20 - Open question

vraag 9

Slide 21 - Open question

vraag 10

Slide 22 - Open question

vraag 11
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 23 - Quiz

vraag 12

Slide 24 - Open question

Vraag 13

Slide 25 - Open question

Vraag 13
A
argumenten
B
toelichting
C
verklaring
D
gevolgen

Slide 26 - Quiz

vraag 14

Slide 27 - Open question

vraag 15

Slide 28 - Open question

vraag 16

Slide 29 - Open question

vraag 17

Slide 30 - Open question

Vraag 19
A
a
B
b
C
c
D
d

Slide 31 - Quiz

Lees par. 3, p. 17

Slide 32 - Slide

Welk tekstdoel hoort bij de tekstsoort beschouwing?
A
informeren
B
overtuigen
C
opiniëren
D
activeren

Slide 33 - Quiz

De schrijver wil zijn lezers zelf over iets na laten denken, zodat ze zich er een mening over kunnen vormen.
Deze omschrijving hoort bij een...
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing

Slide 34 - Quiz

Met een uiteenzetting wil de schrijver je
A
informeren
B
overtuigen
C
een mening laten vormen
D
activeren

Slide 35 - Quiz

Lees par. 4, p. 20

Slide 36 - Slide

Tekst 5 is bedoeld voor:
A
jonge mensen
B
hoger opgeleide mensen
C
oudere mensen

Slide 37 - Quiz

Waaraan kun je zien dat de tekst voor jonge mensen is bedoeld?
A
de bron
B
onderwerp
C
taalgebruik
D
afbeelding

Slide 38 - Quiz

Huiswerk
Maak opdracht 4, p. 17

Slide 39 - Slide