week 44 oefenen toetsweek periode 1 2023-2024

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Vandaag (week 44)

herhaling en oefenen voor de toetsweek

Dubbele ontkenning

-komen vaak voor in de spreektaal

-In zinnen met ‘ontkennende’ werkwoorden  wordt soms ten onrechte een tweede ontkenning toegevoegd.

1. Wij hebben nooit geen problemen (nooit of geen).

2. De schoolleiding wil voorkomen dat er geen introducees op       het feest komen (voorkomen of geen).

3. Ik ben daar nooit niet geweest (nooit of niet)

de ronde cirkel

1. pleonasme
2. tautologie

Zij is vrolijk en blij.

1. pleonasme
2. tautologie

overnieuw

1. Tautologie
2. Pleonasme
3. Contaminatie
4. is gewoon goed, niks mis mee

de mondelinge bespreking

1. pleonasme
2. tautologie
3. contaminatie
4. is gewoon goed, niks mis mee

nachecken

1. tautologie
2. pleonasme
3. contaminatie
4. is gewoon goed, niks mis mee

De natte dauw lag als een sluier over de seringen.

1. tautologie
2. pleonasme
3. contaminatie

Ik laat me niet van het kastje in het riet sturen!

1. pleonasme
2. tautologie
3. contaminatie

De plakkerige kauwgom bleef aan mijn schoen kleven.

1. pleonasme
2. tautologie
3. contaminatie

Je moet je verplicht inschrijven voor deze cursus.

1. pleonasme
2. tautologie
3. contaminatie

incongruentie

getal - onderwerp en persoonsvorm passen niet bij elkaar omdat de één enkelvoud is, en de ander meervoud.

incongruentie 2

onjuist verwijswoord - het verwijswoord wijst grammaticaal niet juist terug naar het antecedent

veel gemaakte fouten

Het meisje die daar fietst.

het meisje = het

dus, 

Het meisje dat daar fietst.

Wat is er fout in deze zin?

Maar twintig procent van de aanwezigen stemden voor.

1. verkeerd getal
2. onjuist verwijswoord

Welk woord is fout?

Een groot aantal mensen konden niet naar binnen, zij bleven buiten staan.

1. konden
2. bleven
3. allebei goed
4. allebei fout

Hoeveel fouten staan er in de volgende zin:

de meeste scholen in nederland beginnen
s' ochtends vroeg, behalve in de Kerstvakantie.

1. 3
2. 4
3. 5
4. 6

Hoeveel fouten staan er in de volgende zin:

De juffrouw begeleidden de kinderen langs het verwoestte huis.

1. 0
2. 1
3. 2
4. 3

Hoeveel fouten staan er in de volgende zin:

Hij fakede zijn ziekte en liep fluitent naar huis waar hij de beantwoordde vragen in de ijskast zetten.

1. 5
2. 4
3. 3
4. 2

Heb je nu inzicht in de toetsstof van spelling en stijlfouten?

-110

toetsweek

Taalverzorging (A4, A5, blz 270 - 277), B5, ALLEEN blz 294)

Leesvaardigheid (B4 + B5, blz 42 t/m 49)

Leesvaardigheid les 33 uit H2/V2-boek, hoofdzaken en bijzaken

Woordenschat (alle woorden van de woordenlijsten van alleen de lessen Taalverzorging (A4, A5, B5, Leesvaardigheid B4, B5). 

Je moet een zin kunnen maken met de woordjes waaruit de betekenis blijkt.