weten dat de frequentie wordt gemeten in hertz (Hz);
weten dat de toonhoogte bepaald wordt door de frequentie: hoe groter de frequentie, des te hoger de toon;
de trillingstijd T kunnen uitrekenen als de frequentie f bekend is en omgekeerd;
weten dat je geluidstrillingen zichtbaar kunt maken met een oscilloscoop;
kunnen nagaan (aan de hand van geluidssporen of oscilloscoopbeelden) welke toon de grootste frequentie heeft;
weten dat de toonhoogte van een snaar afhangt van:
– de doorsnede: hoe dunner de snaar, des te hoger de toon;
– de spanning: hoe groter de spanning, des te hoger de toon;
– de lengte: hoe korter de snaar, des te hoger de toon;
kunnen uitleggen wat bedoeld wordt met het 'frequentiebereik van je gehoor';
weten hoe groot het frequentiebereik van je gehoor ongeveer is;
kunnen uitleggen op welke manier je iemands frequentiebereik kunt bepalen.