8.2 Toonhooste en frequentie

1 / 17
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeNatuurkundeMiddelbare schoolLeerjaar 1,2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Programma
  1. korte quiz over paragraaf 1 (iPad)
  2. leerdoelen parafraaf twee
  3. uitleg over paragraaf twee
  4. maken opdrachten in je werkboek
  5. korte vooruitblik op het practicum

Slide 2 - Slide

Geluid onstaat door druk verandering bij de........
A
Geluidsbron
B
Oren
C
Lichtbron
D
Radar

Slide 3 - Quiz

Geluid onstaat door ....... in een geluidsbron.
A
trillingen
B
stroom
C
licht
D
snelheid

Slide 4 - Quiz

De snelheid van geluid door lucht (20°C ) is
A
343 km/h
B
1000m/s
C
343 m/s
D
100 lichtjaren

Slide 5 - Quiz

Je ontvangt geluid in je oor, de trillingen worden opgevangen door
A
je hamer
B
je trommelvlies
C
je neusholte
D
je trilharen

Slide 6 - Quiz

Wat is geen geluidsbron
A
je stemband
B
een speaker
C
een trommel
D
een microfoon

Slide 7 - Quiz

geluid gaat het snelst door
A
staal
B
lucht
C
helium
D
water

Slide 8 - Quiz

Als er 9 tellen tussen de flits en de donder zit. Dan is het onweer ongeveer ....km van je vandaan
A
12
B
9
C
4
D
3

Slide 9 - Quiz

afstand=geluidsnelheid X ......
A
meter
B
tijd
C
snelheid
D
index

Slide 10 - Quiz

Leerdoelen
weten dat de frequentie wordt gemeten in hertz (Hz);
 
weten dat de toonhoogte bepaald wordt door de frequentie: hoe groter de frequentie, des te hoger de toon;
 
de trillingstijd T kunnen uitrekenen als de frequentie f bekend is en omgekeerd;
 
weten dat je geluidstrillingen zichtbaar kunt maken met een oscilloscoop;
 
kunnen nagaan (aan de hand van geluidssporen of oscilloscoopbeelden) welke toon de grootste frequentie heeft;
 
weten dat de toonhoogte van een snaar afhangt van:
             – de doorsnede: hoe dunner de snaar, des te hoger de toon; 
             – de spanning: hoe groter de spanning, des te hoger de toon; 
             – de lengte: hoe korter de snaar, des te hoger de toon; 

kunnen uitleggen wat bedoeld wordt met het 'frequentiebereik van je gehoor';
 
weten hoe groot het frequentiebereik van je gehoor ongeveer is;
 
kunnen uitleggen op welke manier je iemands frequentiebereik kunt bepalen.

Slide 11 - Slide

De trilling

Slide 12 - Slide

Trilling - Frequentie
  • Trilling
  • Frequentie
  • Trillingstijd

Slide 13 - Slide

Weet iemand wat dit is

Slide 14 - Slide

wat zorgt voorhet geluid?
  • .............................
  • ..............................

Slide 15 - Slide

De snaren en Klankkast
Wanneer zijn de tonen hoog en wanneer laag?
-dikke snaar
-korte snaar
-slappe snaar

Slide 16 - Slide

Maak nu de opdrachten uit het boek!
dit is ook het huiswerk voor morgen

Slide 17 - Slide