3H NN6 H2 onbepaald voornaamwoord

Welkom!

  1. Ga rustig zitten
  2. MacBook gesloten op tafel
  3. Wacht rustig tot ik start
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!

  1. Ga rustig zitten
  2. MacBook gesloten op tafel
  3. Wacht rustig tot ik start

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
* Je kunt het onbepaald voornaamwoord (onbep.vnw) herkennen en benoemen in de zin.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je nog?
lidwoord - bijvoeglijk naamwoord - zelfstandig naamwoord
werkwoord - voorzetsel - bijwoord - telwoord

de voornaamwoorden:

vragend - persoonlijk - aanwijzend - bezittelijk- betrekkelijk

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Welke van de onderstaande woorden is een
VRAGEND voornaamwoord?
A
die
B
welke
C
mijn
D
ik

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Welke van de onderstaande woorden is een
BEZITTELIJK voornaamwoord?
A
die
B
welke
C
mijn
D
ik

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welke van de onderstaande woorden is een
PERSOONLIJK voornaamwoord?
A
die
B
welke
C
mijn
D
ik

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welke van de onderstaande woorden is een
AANWIJZEND voornaamwoord?
A
die
B
welke
C
mijn
D
ik

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welke van de onderstaande woorden is een
BETREKKELIJK voornaamwoord?
A
waar
B
dat
C
welke
D
ik

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Mijn vader heeft ons gisteren gebracht.

ONS?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Mijn vader heeft ons gisteren gebracht.

MIJN?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Hij bracht ons naar dat feest.

DAT?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Hij bracht ons naar dat feest.

HIJ?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Er is iets wat Dominique dwarszit.

WAT?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wie haalt jullie op?

Wat voor soort is het woord JULLIE?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord hoort niet in het rijtje?

IK - HET - MIJN - JULLIE
A
ik
B
het
C
mijn
D
jullie

Slide 15 - Quiz

Ik, het en jullie zijn persoonlijk voornaamwoorden. 
MIJN is een bezittelijk voornaamwoord.
Welk woord hoort niet in het rijtje?

WAAR - WIE - WELKE - WAT
A
waar
B
wie
C
welke
D
wat

Slide 16 - Quiz

WAAR is geen vragend voornaamwoord, de rest wel.
Welk woord hoort niet in het rijtje?

DIE - DIT - DAAR - DEZE
A
die
B
dit
C
daar
D
deze

Slide 17 - Quiz

DAAR is geen aanwijzend voornaamwoord, de rest wel.
Bekijk de uitleg van de methode:

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Kies:

  1. Met de klas: luister mee met de uitleg, maak daarna de opdrachten. 
  2. Zelfstandig: lees/ bekijk zelf de uitleg van de methode + maak daarna de opdrachten.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Ik doe mee met de uitleg:
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions

Onbepaald voornaamwoord
Een onbepaald voornaamwoord duidt een persoon of een zaak aan, maar zegt niet precies wie of wat bedoeld wordt;

Gisteren vertelde iemand mij iets, wat niemand mag weten.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Onbepaald voornaamwoord
  • IETS - ZOIETS - NIETS - ALLES - WAT
  • IEMAND - NIEMAND - IEDEREEN
  • MEN - MENIG(E) - MENIGEEN - JE - HET
  • IEDER(E) - ELK(E) - EEN ZEKERE -ENE - EEN OF ANDER(E)

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Drie lastige gevallen:
1. Als je de betekenis heeft van men:
              Moeilijkheden kun je maar beter vermijden.

2. Als wat de betekenis heeft van iets.
            Neem jij ook wat mee naar het feest?

3. Als het tijd, weersomstandigheden of sfeer aangeeft.
             Het is al laat, maar het is nog steeds gezellig.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
>> Maak H1 betrekkelijk voornaamwoord startopdracht + opdr. 1, 2, 3, 8, 9
>> Stel eventueel je vragen aan mij/ aan elkaar.















































Ik ga direct aan het werk en  blijf aan
het werk.


Als ik een vraag heb, stel ik
die FLUISTEREND aan mijn
docent
.







Klaar?
       > bij score onder 60%
       > als je dat met mij hebt afgesproken.
Volg daarna de planning op It's.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Noteer de onbepaalde voornaamwoorden uit de zin:

Om iedereen een plezier te doen, werd elk bekend dansnummer wel gedraaid.

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Noteer de onbepaald voornaamwoorden uit de zin:

Zou je zoiets volgende keer niet meer tegen iemand willen zeggen, Sven?

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Huiswerk:
Maak H1 betrekkelijk voornaamwoord startopdracht + opdr. 1, 2, 3, 8, 9 af + maak herhalingsopdrachten als je onder de 60% scoort.

- Maak ook de opdrachten van voorgaande lessen af als je die niet af had. 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions