Programma van vandaag

Welkom klas 1D
  1. Wat hebben wij vorige les geleerd? 
  2. Terugblik: Lidwoorden en Werkwoorden in het Spaans (15 minuten)
  3. Opdracht 10, 11 uit het werkboek maken (gezamenlijk) (15 minuten)
  4. Quiz (3 minuten)
  5. Afsluiting 
1 / 12
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Welkom klas 1D
  1. Wat hebben wij vorige les geleerd? 
  2. Terugblik: Lidwoorden en Werkwoorden in het Spaans (15 minuten)
  3. Opdracht 10, 11 uit het werkboek maken (gezamenlijk) (15 minuten)
  4. Quiz (3 minuten)
  5. Afsluiting 

Slide 1 - Slide

Bepaalde lidwoorden (El artículo definido):

  • Mannelijk enkelvoud: El (de/het)
  • Voorbeeld: El libro (het boek)
  • Vrouwelijk enkelvoud: La (de/het)
  • Voorbeeld: La casa (het huis)
  • Mannelijk meervoud: Los (de)
  • Voorbeeld: Los libros (de boeken)
  • Vrouwelijk meervoud: Las (de)
Voorbeeld: Las casas (de huizen)



Slide 2 - Slide

Onbepaalde lidwoorden (El artículo indefinido):
  • Mannelijk enkelvoud: Un (een)
  • Voorbeeld: Un libro (een boek)
  • Vrouwelijk enkelvoud: Una (een)
  • Voorbeeld: Una casa (een huis)
  • Mannelijk meervoud: Unos (een paar/sommige)
  • Voorbeeld: Unos libros (enkele boeken)
  • Vrouwelijk meervoud: Unas (een paar/sommige)
  • Voorbeeld: Unas casas (enkele huizen)

Slide 3 - Slide

Regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd
In het Spaans worden werkwoorden verdeeld in drie groepen, afhankelijk van de uitgang van het werkwoord:

  • -AR werkwoorden (bijv. hablar = praten)
  • -ER werkwoorden (bijv. comer = eten)
  • -IR werkwoorden (bijv. vivir = leven)

Slide 4 - Slide

Werkwoorden eindigend op -AR (zoals 'hablar')
Persoon Vervoeging van hablar (praten)
yo hablo (ik praat)
tú hablas (jij praat)
él/ella habla (hij/zij praat)
nosotros hablamos (wij praten)
vosotros habláis (jullie praten)
ellos/ellas hablan (zij praten)

Slide 5 - Slide

Werkwoorden eindigend op -ER (zoals 'comer')
Persoon Vervoeging van comer (eten)
yo como (ik eet)
tú comes (jij eet)
él/ella come (hij/zij eet)
nosotros comemos (wij eten)
vosotros coméis (jullie eten)
ellos/ellas comen (zij eten)

Slide 6 - Slide

Werkwoorden eindigend op -IR (zoals 'vivir')
Persoon Vervoeging van vivir (leven)
yo vivo (ik leef)
tú vives (jij leeft)
él/ella vive (hij/zij leeft)
nosotros vivimos (wij leven)
vosotros vivís (jullie leven)
ellos/ellas viven (zij leven)

Slide 7 - Slide

Pak je werkboek erbij. Bladzijde 14
Opdracht 10, 11 uit het werkboek maken 

timer
15:00

Slide 8 - Slide

Welk bepaald lidwoord hoort bij het woord "libro"?
A
La
B
El
C
Los
D
Una

Slide 9 - Quiz

Welk onbepaald lidwoord hoort bij het woord "mesa"?
A
Un
B
Una
C
Los
D
El

Slide 10 - Quiz

Hoe vervoeg je het werkwoord "hablar" voor de persoon "yo" (ik)?
A
Hablas
B
Hablamos
C
Hablo
D
Habla

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste vervoeging van "comer" voor tú (jij)?
A
Comemos
B
Come
C
Comeis
D
Comes

Slide 12 - Quiz