Spelling H1 - persoonsvorm tegenwoordige tijd

Spelling H1
persoonsvorm tegenwoordige tijd
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Spelling H1
persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Vormen van het werkwoord
persoonsvorm
voltooid deelwoord
tegenwoordig deelwoord
infinitief
(vd als bn)
(td als bn)

Slide 3 - Slide

Infinitief
Het hele werkwoord

Wij lopen naar de stad --> lopen is persoonsvorm

Wij gaan lopen --> 
Wij gingen lopen --> 
gaan = persoonsvorm, lopen = infinitief

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm

Hoe vind je de PV?

Tijdproef: Zet de zin in een andere tijd. (van tt naar vt of andersom)


Voorbeeld:

Janou is vandaag voor het eerst naar school gefietst.

Janou was vandaag voor het eerst naar school gefietst.


Slide 5 - Slide

Persoonsvorm

Hoe vind je de PV?

Getalproef: Verander het getal van de zin. (van enkelvoud naar meervoud of andersom)


Voorbeeld:

Janou is vandaag naar school gefietst.

Janou en Fay zijn vandaag naar school gefietst.


Slide 6 - Slide

Noteer de PV:
Bij het uitdelen van de boeken struikelde de docent.

Slide 7 - Open question

We krijgen vandaag extra uitleg, omdat de toets volgende week is.

Slide 8 - Open question

DUS:
PV vinden:

- tijdproef (deze altijd gebruiken!)
- getalproef
Het ww dat verandert, is de PV.

NIET MEER: vraagzin maken!!




Slide 9 - Slide

Verschil stam en ik-vorm
Stam = hele ww-en

ik-vorm = eventueel aangepaste stam



Slide 10 - Slide

Verschil stam en ik-vorm
Stam en ik-vorm zijn niet altijd hetzelfde!

                 lopen       zweven
stam      = lop         zwev
ik-vorm = loop      zweef



Slide 11 - Slide

Schrijf de stam en de ik-vorm op van het ww 'bonzen'.

Slide 12 - Open question

PVTT (persoonsvorm tegenwoordige tijd)
Zoek de PV en zoek er dan het onderwerp bij. 
Onderwerp = Wie + PV?


MAKKIE! Twijfel je dan vul je het ww 'lopen' in.

Slide 13 - Slide

Na de les (worden) het cijfer op Magister gezet.
A
worden
B
wort
C
word
D
wordt

Slide 14 - Quiz

(Ondervinden) je veel last van die blessure?
A
Ondervind
B
Ondervint
C
Ondervindt

Slide 15 - Quiz

Huiswerk

Maak van Spelling H1.8:
opdracht 3 en 5

Slide 16 - Slide