1.1 Werkwoorden


Herkennen werkwoordsvormen

Brugklas alle niveaus
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson


Herkennen werkwoordsvormen

Brugklas alle niveaus

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat is een werkwoord?

Kenmerken: 

- Geeft een handeling aan in een zin.

- Is het belangrijkste in een zin.

- Kan in verschillende vormen voorkomen. Je kunt het dus vervoegen.

 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

ww-vormen

- Persoonsvorm (PV)

- Infinitief (INF)

- Voltooid deelwoord (VD)


(- Tegenwoordig deelwoord (TD))

(- Bijvoeglijk naamwoord (BN))

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Persoonsvorm

3 Kenmerken van een PV:

1. getal (enkelvoud - meervoud)

2. Persoon (1e - 2e - 3e)

3. Tijd (tt - vt)



Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Persoonsvorm

Hoe vind je de PV?

Tijdproef: Zet de zin in een andere tijd. (van tt naar vt of andersom)


Voorbeeld:

Janou is vandaag voor het eerst naar school gefietst.

Janou was vandaag voor het eerst naar school gefietst.


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Persoonsvorm

Hoe vind je de PV?

Getalproef: Verander het getal van de zin. (van enkelvoud naar meervoud of andersom)


Voorbeeld:

Janou is vandaag naar school gefietst.

Janou en Fay zijn vandaag naar school gefietst.


Slide 6 - Slide

This item has no instructions

DUS

PV vinden:

- tijdproef

- getalproef


Het ww dat verandert, is de PV.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Dan nog wat:

- De PV kan in zijn eentje in een zin staan -> enkelvoudige zin.


- Staan er meer pv's in een zin -> samengestelde zin.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden

1. Op woensdag zijn de leerlingen na 12.00 uur vrij.

2. Mijn moeder heeft ons naar school gebracht.

3. De docent geeft de leerlingen niet veel huiswerk.

4. Een koalabeertje vind ik het leukste diertje dat er is.

5. Bij elk onderwerp in LessonUp zal ik een ander thema kiezen voor de lay-out.

6. Neem dinsdag je leesboek mee, want we gaan lezen.

Slide 9 - Slide

  1. zijn
  2. heeft
  3. geeft
  4. vind
  5. zal
  6. neem - gaan
Wat is de PV?
Max Verstappen ruziet tijdens de race met Lewis Hamilton.

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Wat is de PV?
Die reclames op tv irriteren mij steeds meer.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Infinitief

- Hele werkwoord

- Woordenboekvorm

- Kan NOOIT in zijn eentje in een zin staan.

- Kunnen er meer in een zin staan.

- Er staat altijd een PV bij.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden infinitief

Ik ben naar school moeten lopen.

Mijn zusjes willen mijn taart nu al eten.

Mijn zusjes eten mijn taart.

Telefoons zijn tijdens de les Nederlands verboden.

We hadden echt een grotere tas moeten meenemen.


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wat is/ zijn de INF?
Door de pandemie zullen we allemaal mondkapjes moeten dragen.

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Voltooid deelwoord

Kenmerken VD:

- Het is een werkwoord.

- Ge-, be- of ver-woord

- Er staat altijd een PV van hebben, worden of zijn bij.

- Kan NOOIT alleen in een zin staan!

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden vd

Ik ben vandaag mijn huiswerk vergeten.

In het weekend word ik altijd door mijn moeder gewekt.

Waarom heb jij van dat vieze eten meegenomen?

De tijger is bijna uitgestorven.


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wat is het VD?
Het kabinet heeft zich tijdens de vergadering enorm misdragen.

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Wat is het VD?
De gebroken arm is in het ziekenhuis in het gips gezet.

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

OVERZICHT

Persoonsvorm:

- tijdproef/ getalproef

- kan alleen 

Infinitief:

- hele ww/ woordenboekvorm

- kan NOOIT alleen

- er is altijd ook een PV

- kunnen meer in zin staan

Voltooid deelwoord:

- ge/ be/ ver/ ont/ her-woord

- er is altijd een PV van hebben, worden, zijn

- kan NOOIT alleen staan

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Link

Korte eindoefening jufmelis.nl