Maar óók Remus, die op de Aventijn zat, smeekte:'Jupiter, die ik altijd heb vereerd, ik smeek je, zend mij nu een teken.'
Terwijl de broers smeken, kijk, vliegen (er) zes vogels richting de Aventijn. Remus was al blij, toen zich plotseling twaalf vogels aan Romulus toonden. Wie van hen was nu koning?