woorden en grammatica H14

1 / 25
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welke vorm ontbreekt?
rosae, ...., rosis, rosas, rosis
A
rosa
B
rosae
C
rosarum
D
rosam

Slide 2 - Quiz

Welke vorm ontbreekt?
rosa, rosae, ..., rosam, rosa
A
rosa
B
rosae
C
rosarum
D
rosis

Slide 3 - Quiz

Wat betekent:
consulere
A
gaan zitten
B
vallen
C
raadplegen
D
vereren

Slide 4 - Quiz

Wat betekent:
pugna
A
dus
B
strijd
C
teken
D
verhaal

Slide 5 - Quiz

Welke vorm ontbreekt?
deus, ..., deo, deum, deo
A
dei
B
deo
C
deus
D
dea

Slide 6 - Quiz

Welke vorm ontbreekt?
..., deorum, deis, deos, deis
A
dea
B
deum
C
dei
D
deus

Slide 7 - Quiz

Wat betekent:
quondam
A
dus
B
één
C
die, dat
D
eens, ooit

Slide 8 - Quiz

Wat betekent:
colui
A
pf. v. colere; vereren
B
pf. v. considere; vereren
C
pf. v. considere; gaan zitten
D
pf. v. colere; gaan zitten

Slide 9 - Quiz

Welke vorm ontbreekt?
bellum, belli, bello, ..., bello
A
bellam
B
bellum
C
belli
D
bella

Slide 10 - Quiz

Welke vorm ontbreekt?
bella, bellorum, bellis, ..., bellis
A
bella
B
bellos
C
bellis
D
bellas

Slide 11 - Quiz

Wat betekent:
mons (montes)
A
verhaal
B
nieuw
C
berg
D
mond

Slide 12 - Quiz

Wat betekent 'altus' NIET?
A
hoog
B
diep
C
lang

Slide 13 - Quiz

14.A  Het teken van de goden
Dus besloot de tweeling de goden te raadplegen en een teken af te wachten: ieder ging op één van de bergen van Rome zitten en wachtte op de vogels van Rome.
Intussen smeekte Romulus, die op de Palatijn zat, Jupiter:
'Grote Jupiter, aan wie ik altijd veel offers heb gebracht, help mij nu.'

Slide 14 - Slide

Maar óók Remus, die op de Aventijn zat, smeekte:
'Jupiter, die ik altijd heb vereerd, ik smeek je, zend mij nu een teken.' 
Terwijl de broers smeken, kijk, vliegen (er) zes vogels richting de Aventijn. Remus was al blij, toen zich plotseling twaalf vogels aan Romulus toonden. Wie van hen was nu koning?

Slide 15 - Slide

Remus, die als eerste zes vogels had gezien, of Romulus, aan wie zich later het dubbele aantal had getoond?
In het gevecht, dat toen tussen de broers is ontstaan, is Remus dood neergevallen. Zo is Romulus koning van Rome geworden.

Slide 16 - Slide

Romani ét aliam fabulam de morte Remi narrant:
quondam fratres muros urbi novae aedificabant.

Slide 17 - Slide

In welke tijd staat 'aedificabant'?
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 18 - Quiz

Wat is de naamval van 'urbi novae'?
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 19 - Quiz

Muri, quos Romulus aedificabat, nondum alti erant, cum Remus fratrem deridens eos transiluit.
Deinde Romulus Remum, qui muros transiluerat, iratus necavit.

Slide 20 - Slide

Wat is het antecedent van 'quos'?
A
muri
B
Romulus
C
aedificabat
D
urbi

Slide 21 - Quiz

Wat is de functie van 'quos' in de betrekkelijke bijzin 'quos Romulus aedificabat' ?
A
Onderwerp
B
Lijdend Voorwerp
C
Meewerkend Voorwerp
D
Aanvulling na voorzetsel

Slide 22 - Quiz

Over welk woord zegt 'alti' iets
(r. 15-16)?
A
muri
B
quos
C
nondum
D
erant

Slide 23 - Quiz

In welke tijd staat 'transiluerat'?
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 24 - Quiz

Wat is de naamval, getal en geslacht van 'qui' (r.17) ?
A
nom. mv. M.
B
gen. ev. M.
C
nom. ev. M.
D
acc. ev. M.

Slide 25 - Quiz