Op het platteland waren veel uitvindingen gedaan om het leven makkelijker te maken. Er was een beter ploeg, voor meer opbrengsten.
De opbrengsten bleven stijgen, waardoor er altijd genoeg voedsel was. Minder mensen stierven van de honger en mensen werden ouder. De bevolking groeide snel.
Niet iedereen hoefde meer op het land te werken en gingen iets maken met hun handen: ambachtslieden. Zij gingen bij elkaar wonen om hun producten goed en veilig te kunnen verkopen. Vaak langs een kruispunt van wegen, langs een rivier, kasteel of klooster.