Schrijven van een kort verslag
Je maakt gebruik van de 5W-vragen: wie, wat, waar, wanneer en waarom
In de inleiding vertel je bijvoorbeeld wat er was gebeurd, met wie en wanneer
In de kern waar het was gebeurd, wanneer het was gebeurd en waarom het was gebeurd. Deze kun je indelen in alinea's in de kern.
In het slot vat je samen. Daarnaast kun je eventueel (als dat van je gevraagd wordt) je mening delen