Wiskunde 3GTL - Goniometrie

• Wiskunde
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 3

Herhalingsles Goniometrie

Lesdoel

Aan het einde van de les weet je wat de sinus, consinus en tangens is en kun je ze toepassen.

Wanneer kun je goniometrie (sin, cos en tan) gebruiken?
(Noem het belangrijkste kenmerk)

tan = ?

1. overstaande rechthoekzijde tan = ------------------------------- aanliggende rechthoekzijde
2. aanliggende rechthoekzijde tan = ------------------------------- overstaande rechthoekzijde
3. aanliggende rechthoekzijde tan = ------------------------------- schuine zijde
4. overstaande rechthoekzijde tan = ------------------------------- schuine zijde

cos = ?

1. overstaande rechthoekzijde cos = ------------------------------- aanliggende rechthoekzijde
2. overstaande rechthoekzijde cos = ------------------------------- schuine zijde
3. aanliggende rechthoekzijde cos = ------------------------------- schuine zijde
4. schuine zijde cos = ------------------------------- overstaande rechthoekzijde

sin = ?

1. overstaande rechthoekzijde sin = ------------------------------- aanliggende rechthoekzijde
2. overstaande rechthoekzijde sin = ------------------------------- schuine zijde
3. aanliggende rechthoekzijde sin = ------------------------------- schuine zijde
4. schuine zijde sin = ------------------------------- overstaande rechthoekzijde

Wat is het ezelsbruggetje voor het gebruiken van goniometrie?

Sin hoek A = 0,433
Met welke knop op je rekenmachine bereken je hoek A?

Hoe groot is hoek T?

1. 37˚
2. 32˚
3. 51˚
4. 58˚

Welk hulpsommetje kun je gebruiken bij het uitrekenen van een zijde?

86
cos 34 = -----
AB
Hoe bereken je AB?

1. AB = 86 x cos 34
2. AB = 86 x 34
3. cos 34 AB = ------- 86
4. 86 AB = -------- cos 34

Hoe groot is zijde AC?

Aan de slag

- Je krijgt een opgaveblad

- Je maakt de opgaven van het opgaveblad individueel

- Je bespreekt je antwoorden met een klasgenoot

- Je kijkt samen na

Volgende les

Hoofdstuk 10 afronden

en

maken D-toes