What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
werkwoorden tegenwoordige tijd 3GT WH
Werkwoorden
intro
1 / 32
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
32 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Werkwoorden
intro
Slide 1 - Slide
Doel:
Herhaling haben und sein
werkwoorden vervoegen in de tegenwoordige tijd
Slide 2 - Slide
haben und sein
Slide 3 - Slide
Haben und Sein
ich
habe
du
hast
er/sie/es
hat
wir
haben
ihr
habt
sie/Sie
haben
ich
bin
du
bist
er/sie/es
ist
wir
sind
ihr
seid
sie/Sie
sind
Slide 4 - Slide
haben und sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hat
hast
haben
haben
habe
habt
Slide 5 - Drag question
Wisst ihr es noch? Die Verben haben und sein.
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
Slide 6 - Drag question
Kies de juiste vorm van haben of sein in de onderstaande zin.
"Peter und Martina ........... zu viel getrunken."
A
sind
B
seid
C
haben
D
hast
Slide 7 - Quiz
Wir (haben)…….geschwommen und (sein)…….nach Hause gelaufen.
A
hat/sein
B
haben/ist
C
haben/sind
D
hast/sind
Slide 8 - Quiz
Und jetzt du: 'Sein' und 'Haben'
Vertaal: ik ben
A
ich sein
B
ich bist
C
ihr seid
D
ich bin
Slide 9 - Quiz
Elke persoon zijn eigen uitgang!
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t
-en
-t
-en
esttenten
uitleg
Slide 10 - Slide
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
e
st
t
en
t
en
Hoe werkt het?
wohn
wohn
wohn
wohn
wohn
wohn
regel
: stam + uitgang
wohn
en
stam: -en eraf
-> wohn
uitleg
Slide 11 - Slide
werkwoorden vervoegen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
e
st
t
en
t
en
Slide 12 - Drag question
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
e
st
t
en
t
en
Consequent!
komm
sammel
üb
üb
sammel
komm
stam: -en eraf
komm
en
-> komm
üb
en
-> üb
sammel
n
-> sammel
uitleg
Slide 13 - Slide
wohnen (ich)
1/13
uitleg/antwoord
wohnen ->
stam = wohn ->
ich = -e ->
wohn
e
A
wohne
B
wohnst
C
wohnt
D
wohnen
Slide 14 - Quiz
machen (ihr)
2/13
uitleg/antwoord
machen ->
stam = mach ->
ihr = -t ->
mach
t
A
mache
B
machst
C
macht
D
machen
Slide 15 - Quiz
kommen (Omar)
4/13
uitleg/antwoord
kommen ->
stam = komm ->
Omar = er (3e persoon enk.) = -t ->
komm
t
A
kommet
B
komt
C
kommst
D
kommt
Slide 16 - Quiz
wohnen (du)
5/13
uitleg/antwoord
wohnen ->
stam = wohn ->
du = -st ->
wohn
st
Slide 17 - Open question
spielen (ich)
6/13
uitleg/antwoord
spielen ->
stam = spiel ->
ich = -e ->
spiel
e
Slide 18 - Open question
kochen (ihr)
8/13
uitleg/antwoord
kochen ->
stam = koch ->
ihr = -t ->
koch
t
Slide 19 - Open question
Een probleem.....
De stam eindigt op een -d of -t
Slide 20 - Slide
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
e
st
t
en
t
en
Stam op -t of -d: het probleem
arbeit
arbei
t
arbei
t
arbeit
arbei
t
arbeit
stam: -en eraf
arbeit
en
-> arbei
t
find
en
-> fin
d
wart
en
-> war
t
red
en
-> re
d
uitleg
Slide 21 - Slide
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
e
st
t
en
t
en
Stam op -t of -d: de oplossing
arbeit
arbei
t
arbei
t
arbeit
arbei
t
arbeit
stam: -en eraf
arbeit
en
-> arbei
t
find
en
-> fin
d
wart
en
-> war
t
red
en
-> re
d
e
e
e
d-tje / t-tje? -> extra e-tje!
uitleg
Slide 22 - Slide
En nu jij!
Kan jij alle werkwoorden correct vervoegen?
Slide 23 - Slide
melden (du)
2/13
uitleg/antwoord
warten ->
stam = wart ->
ihr = -t -> extra
e
nodig
wart
e
t
A
meld
B
melden
C
meldet
D
meldest
Slide 24 - Quiz
warten (ihr)
2/13
uitleg/antwoord
warten ->
stam = wart ->
ihr = -t -> extra
e
nodig
wart
e
t
A
wart
B
warten
C
wartet
D
wartent
Slide 25 - Quiz
reden (Jamila)
4/13
uitleg/antwoord
reden ->
stam = red ->
Jamila = sie (3e persoon enk) = -t -> extra
e
nodig
red
e
t
A
redt
B
redst
C
redest
D
redet
Slide 26 - Quiz
arbeiten (ihr)
8/13
uitleg/antwoord
arbeiten ->
stam = arbeit ->
ihr = -t -> extra
e
nodig
arbeit
e
t
Slide 27 - Open question
antworten (sie enkelvoud)
11/13
uitleg/antwoord
abtworten ->
stam = antwort ->
Frau Müller = sie (3e persoon enk.) = -t -> extra
e
nodig
antwort
e
t
Slide 28 - Open question
reden (du)
13/13
uitleg/antwoord
zeichnen ->
stam = zeichn ->
die Lehrerin = sie (3e persoon enk.) = -t -> uitspraakprobleem, extra
e
nodig
zeichn
e
t
Slide 29 - Open question
Samenvatting
Basisregel: stam + uitgang
standaard uitgangen
:
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t
-en
-t
-en
probleem + oplossing
:
stam op -t/-d -> extra '
e
' bij du/er/sie/es en ihr
uitleg
Slide 30 - Slide
werkwoorden....
A
kan ik wel vervoegen
B
vind ik lastig
C
vind ik moeilijk
D
help mij!
Slide 31 - Quiz
slotwoord
Slide 32 - Slide
More lessons like this
TT haben & sein
September 2024
- Lesson with
28 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
TT zwakke werkwoorden
November 2021
- Lesson with
33 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
5. haben & sein
September 2021
- Lesson with
40 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
10. Stunde: Einführung haben und sein
October 2023
- Lesson with
37 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
31.05.2021 1MH herhaling getallen en haben en sein
September 2023
- Lesson with
33 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Di 13-09-22 herhaling klas 2
September 2022
- Lesson with
26 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
haben & sein
November 2022
- Lesson with
34 slides
Duits
Middelbare school
vmbo b, k, g
Leerjaar 2,3
VT haben & sein
September 2023
- Lesson with
28 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2