LES 4 - OPDRACHT 3B

1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Startklaar 
       
       Pak je Chromebook/ laptop voor je
       Start je Chromebook/ laptop op
       Log in op www.lessonup.app 
       Stop je telefoon in je tas of in je jas
      
timer
2:30

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Stelling:

Vlinders in je buik zijn nuttig (ergens handig voor).
Dit klopt.
Dit klopt niet.

Slide 4 - Poll

This item has no instructions

Stelling


Vlinders in je buik zijn nuttig (ergens handig voor).




Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Stelling:

Verliefdheid is te vergelijken met een verslaving.
Dit klopt.
Dit klopt niet.

Slide 6 - Poll

This item has no instructions

Stelling


Verliefdheid is te vergelijken met een verslaving.




Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen tekst GROEN
Aan het einde van de les ...
  • kun je uitleggen hoe oorzaak en gevolg werkt.
  • kun je een voorbeeld noemen van oorzaak en gevolg.
  • kun je oorzaak-gevolgverbanden uit de tekst halen.

Slide 8 - Slide

Leerdoelgericht werken: 
Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan
de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en
worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 
Instructie tekst GROEN
» Leerlingen met tekst rood starten zelfstandig met de opgaven.

» Leerlingen met tekst groen doen mee aan de voorkennis en instructie.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Instructie tekst GROEN
Een oorzaak vertelt je waaróm er iets gebeurt, 
een gevolg vertelt je wat er daarna gebeurt.

Het regent, dus ik word nat
     Oorzaak: het regent
     Gevolg: ik word nat

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Instructie tekst GROEN
Er zijn verschillende signaalwoorden die een oorzaak-gevolgverband aangeven:

  • door
  • doordat
  • waardoor
  • te danken aan

Kun jij de oorzaak en het gevolg van elkaar
onderscheiden?

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Wat is het gevolg?

Joep heeft niet goed geleerd voor de toets.
Hij heeft nu een onvoldoende gehaald.
A
Joep heeft niet goed geleerd voor de toets.
B
Joep heeft nu een onvoldoende gehaald.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het gevolg?

Farah moet nablijven. Ze zat te kletsen in de klas.
A
Farah moet nablijven
B
Farah zat te kletsen in de klas

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het gevolg?

Het stormde gisteren heel hard waardoor het water steeg.
A
Het stormde gisteren heel hard
B
Het water steeg

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de oorzaak?

Ik heb mijn wond te danken aan dat ik uitschoot met mijn mes.
A
Ik heb een wond
B
Ik schoot uit met mijn mes

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat was de oorzaak?

Het was mistig waardoor ik de auto voor mij te laat zag.
A
Het was mistig
B
Ik zag de auto voor mij te laat

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag!
Maak in groepjes opdracht 3B:
  • In de tekst wordt er uitgelegd:
         - wat er met je gebeurt als je verliefd bent (gevolg)
         - waardoor dat komt (oorzaak)

    Soms is een gevolg weer de oorzaak van iets anders en soms heeft een oorzaak meerdere gevolgen.

    Zoek de oorzaak-gevolgverbanden in de tekst. 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Instructie tekst ROOD
» Leerlingen met tekst groen starten zelfstandig met de opgaven.

» Leerlingen met tekst rood doen mee aan de voorkennis en instructie.


Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen tekst ROOD
Aan het einde van de les ...
  • kun je uitleggen wat een verwijswoord is.
  • kun je een voorbeeld van een verwijswoord geven.

Slide 19 - Slide

Leerdoelgericht werken: 
Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan
de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en
worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 
Verwijswoorden
Verwijswoorden verwijzen meestal...
  • terug naar een woord dat al eerder genoemd is.
  • vooruit naar een woord dat nog genoemd gaat worden.

Voorbeeld:
Rene pakt zijn jas. Hij trekt hem aan.

Waarnaar verwijst het woord 'hem'?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Fatma draaide zich om. Was het Els, die ze in de verte aan zag komen?

Naar wie verwijst 'ze'?
A
Fatma
B
Els

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Met een betraand gezicht vertelde Els aan Fatma wat haar ouders besloten hadden.

De ouders van wie?
A
Fatma
B
Els

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Samen gingen ze het gesprek aan met Els haar ouders. Die namen alle tijd om te praten.

Naar wie verwijst 'die'?
A
Fatma
B
Els
C
De ouders van Els
D
De ouders van Fatma

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

De ouders van Els luisterden goed naar Fatma en Els en de argumenten die ze aanvoerden.

Naar wie verwijst 'ze'?
A
De ouders van Els
B
Fatma en Els

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

De moeder van Els was het er niet helemaal mee eens, maar toch gaf ze haar toestemming.

Naar wie verwijst 'haar'?
A
Fatma
B
Els
C
De moeder van Els

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag!
Maak in groepjes opdracht 3B:
  • Waarnaar verwijzen de woorden? Schrijf het antwoord in het schema (met het regelnummer erbij).

LET OP: een verwijswoord kan dus naar één of meerdere woorden verwijzen!
Tip!
Vervang het verwijswoord door een vraagwoord en maak een vraag.

Voorbeeld:
‘Andreas Bartels deed dit wel…’  » Wat deed Andreas Bartels wel?

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Evaluatie: kies een vraag!

Vragen GROEN:
  • Leg 'oorzaak en gevolg' uit.
  • Noem een voorbeeld van 'oorzaak en gevolg'.

Vragen ROOD:
  • Wat is een verwijswoord?
  • Noem een voorbeeld van een verwijswoord.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Wat vind je van de leesles op deze manier? (twee verschillende teksten)
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

This item has no instructions