spreekwoorden oefenen

spreekwoorden oefenen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsSpeciaal OnderwijsLeerroute 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

spreekwoorden oefenen

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:
  • Weet je meer over spreekwoorden
  • Ken je de betekenis van enkele spreekwoorden

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Welke spreekwoorden en gezegden herkende je?

Slide 4 - Open question

Welke spreekwoorden ken je zelf nog meer?

Slide 5 - Mind map

Wat zijn spreekwoorden precies?
Spreekwoorden geven uiting aan een bepaalde waarheid of levenswijsheid, maar hoeven het niet per se bij het juiste eind te hebben. “Een spreekwoord is een korte, algemeen bekende zin van het volk, die wijsheid, waarheid, moralen en traditionele opvattingen omvat, op een metaforische en gedenkwaardige manier”.

Slide 6 - Slide

Welk spreekwoord zie je hier?
A
Onder de grond kijken.
B
Je kop in het zand steken.
C
Zand happen.
D
Het hoofd koel houden.

Slide 7 - Quiz

Wat betekent het spreekwoord:
Een oogje op iemand hebben
A
Als je heel erg verliefd bent op iemand, dan zie je alleen de leuke dingen van die persoon. En niet de slechte of minder leuke dingen.
B
Als je een relatie wilt met iemand en je vraagt dit aan die persoon, maar de andere persoon wil dit niet
C
Als je lekker eten voor een man maakt, wordt hij sneller verliefd op jou.
D
Iemand heel erg leuk vinden, verliefd zijn op iemand.

Slide 8 - Quiz

Welk spreekwoord zie je hier?
A
door dik en dun
B
zwart op wit
C
van top tot teen
D
zonder kop of staart

Slide 9 - Quiz

Welk spreekwoord zie je hier?
A
De hond in de pan vinden
B
De hond eet alles op
C
De hond aan het aanrecht vinden
D
De hond in de pot vinden

Slide 10 - Quiz

Welk spreekwoord zie je hier?
A
Kat in 't bakkie.
B
Een kat in de zak kopen.
C
Een kat uit de zak kopen.
D
Een kat in de zak verkopen.

Slide 11 - Quiz

Welk spreekwoord wordt hier uitgebeeld?

Slide 12 - Open question

Test je spreekwoordenkennis:

De ....... valt niet ver van de boom.
A
Peer
B
Banaan
C
Druif
D
Appel

Slide 13 - Quiz

Test je spreekwoordenkennis:

Wie de ......... past, trekt hem aan.
A
Laars
B
Klomp
C
Schoen
D
Slipper

Slide 14 - Quiz

Test je spreekwoordenkennis:

Ieder huisje heeft zijn .............


A
Deurtje
B
Bewoners
C
Kruisje
D
Muisje

Slide 15 - Quiz

Welk spreekwoord herken je hier EN wat betekent dit spreekwoord?

Slide 16 - Open question