étape 5 en 6 Het aanwijzend voornaamwoord

Franconville étape 5 en 6 taalregel 19 en 20 
Het aanwijzend voornaamwoord
1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Franconville étape 5 en 6 taalregel 19 en 20 
Het aanwijzend voornaamwoord

Slide 1 - Slide

Deze les gaat over het aanwijzend voornaamwoord.

Slide 2 - Slide

Bekijk eerst het filmpje over de voornaamwoorden die je bijvoeglijk gebruikt.  

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

In het filmpje zag je het aanwijzend voornaamwoord bijvoeglijk gebruikt. (Groep 1) 
Bepaal of het zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk, of meervoud is en kies het goede aanwijzend voornaamwoord.
Je kunt kiezen uit vier mogelijkheden. Kijk goed naar het schema op de volgende bladzijde.

Slide 5 - Slide

Schema aanwijzende voornaamwoorden
Je hebt verschillende vormen van het aanwijzend voornaamwoord in het Frans. Namelijk:






Om te weten welke vorm je moet gebruiken, kijk je naar het woord ná het aanwijzend vnw. Als dat woord vrouwelijk is, gebruik je de vrouwelijke vorm van het aanwijzend vnw, etc

Slide 6 - Slide

Voorbeelden:
1. Mannelijk: le chien= de hond------->ce chien =deze/die hond
 (stomme h of klinker: l'hôtel--------->cet hôtel)=dit/dat hôtel
2. Vrouwelijk: la fille= het meisje----->cette fille=dit/dat meisje
3. Meervoud: in alle gevallen--------->ces filles, ces chiens


Slide 7 - Slide

Je vertaalt de aanwijzende voornaamwoorden dus alsvolgt:
ce
cette
ces
cet
=
deze / die / dit / dat
Misschien vind je het schema op de volgende slide handig.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Maak de volgende slides. 
Kies het juiste aanwijzend voornaamwoord.
Wanneer je niet weet of een zelfstandig naamwoord mannelijk of vrouwelijk is, zoek het dan even op.

Slide 10 - Slide

dit/dat restaurant = .......restaurant
A
cette
B
ce
C
ces
D
cet

Slide 11 - Quiz


deze/die mensen = ...... gens
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 12 - Quiz


dit/dat hotel = ...... hôtel (m)
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 13 - Quiz

dit/dat meisje=.......fille
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 14 - Quiz

deze/die vriendinnen= .....copines
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 15 - Quiz

deze/die jongens= ......garçons
A
ces
B
cet
C
cette
D
ce

Slide 16 - Quiz

deze/die foto's=..........photos
A
cette
B
ce
C
cet
D
ces

Slide 17 - Quiz

dit/dat boek=..........livre
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 18 - Quiz

deze/die film=........ film
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 19 - Quiz

deze/die pennen= ........stylos.
A
ce
B
ces
C
cet
D
cette

Slide 20 - Quiz

dit/dat ijsje= ........glace (v)
A
cet
B
ces
C
ce
D
cette

Slide 21 - Quiz