22-12-2021 Naamvallen (1e 3e 4e)

Wilkommen
22-12-2021
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wilkommen
22-12-2021

Slide 1 - Slide

Programm
- Hausaufgaben korrigieren
- 3. Fall (= 3e naamval) erklären
- Aufgabe mit den Fällen (= naamvallen)
- Hausaufgaben machen

Slide 2 - Slide

Hausaufgaben korrigieren

Slide 3 - Slide

Hausaufgaben korrigieren

Slide 4 - Slide

Hausaufgaben korrigieren

Slide 5 - Slide

3e naamval
De 3e naamval = het meewerkend voorwerp

Je kunt vragen: aan/ voor wie + pv + ow + lv?

Ich schreibe dem Mann einen Brief?
Ik schrijf (aan) de man een brief.
aan/ voor wie schrijf jij een brief? Aan de man

Slide 6 - Slide

De voorzetsels:
3e naamval:
aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, gegenüber

4e naamval:
bis, durch, für, gegen, ohne, um, entlang

Slide 7 - Slide

Het schema

Slide 8 - Slide

Het stappenplan
Stap 1: Staat er een voorzetsel in de zin?
Ja: hoort die bij de 3e of de 4e naamval? Ga daarna verder bij stap 4
Nee: Ga verder bij stap 2.

Stap 2: Vertaal de zin naar het Nederlands.

Stap 3: Is het deel van de zin dat je moet invullen ow, lv, of mw?

Stap 4: Is het deel van de zin dat je moet invullen m, v, o of mv?

Stap 5: Hoort het deel van de zin dat je moet invullen bij de der- of de ein-groep?

Slide 9 - Slide

D___ Freundin (v) gibt d___ Kind (o) d___ Geschenke (mv).
Stap 1: Staat er een voorzetsel in de zin?
Ja: hoort die bij de 3e of de 4e naamval? Ga daarna verder bij stap 4
Nee: Ga verder bij stap 2.

Stap 2: Vertaal de zin naar het Nederlands.

Stap 3: Is het deel van de zin dat je moet invullen ow, lv, of mw?

Stap 4: Is het deel van de zin dat je moet invullen m, v, o of mv?

Stap 5: Hoort het deel van de zin dat je moet invullen bij de der- of de ein-groep?

Slide 10 - Slide

Sleepvraag
Sleep de lidwoorden naar de juiste plaats in het schema

Slide 11 - Slide

der
einer
den
 einen
dem
einem
dem
einem

Slide 12 - Drag question

Meerkeuzevraag
Kies het juiste lidwoord (3e naamval)

Slide 13 - Slide

Das Mädchen kommt aus d___ Schweiz (v).
A
dem
B
der
C
den ...n

Slide 14 - Quiz

Die Mutter gibt d___ Kinder_ (mv) das Brot.
A
dem
B
der
C
den ...n

Slide 15 - Quiz

Ich habe schon lange nicht mehr von d___ Mann gehört.
A
dem
B
der
C
den ...n

Slide 16 - Quiz

Schreibst du bitte dein___ Oma (v) einen Brief?
A
dem
B
der
C
den ...n

Slide 17 - Quiz

Ich komme nicht bei d___ Brot (o).
A
dem
B
der
C
den ...n

Slide 18 - Quiz

Die Frau gibt d___ Mann ein Paket mit.
A
dem
B
der
C
den ...n

Slide 19 - Quiz

Ich gehe mit mein___ Freunde_ durch den Wald.
A
meiem
B
meiner
C
meinen ...n

Slide 20 - Quiz

Ich gebe mein___ Schwester die Mut um durch zu gehen.
A
meiem
B
meiner
C
meinen ...n

Slide 21 - Quiz

Du bist schon seit d___ zweiten Stunde (v) so unglücklig.
A
dem
B
der
C
den ...n

Slide 22 - Quiz

Ich kenne dir ja noch von d___ letzten Jahr (o)
A
dem
B
der
C
der ...n

Slide 23 - Quiz

Hausaufgaben machen
Machen:
Opdrachtenblad 3e naamval

Klaar?
Leren:
Aantekening 5

Slide 24 - Slide