Periode Zinsontleding

Periode Grammatica & Spelling
Klas 7 Den
Periode Nederlands  
mei/juni 2024
-Naam-
Klascode LessonUp: sjxqq
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Periode Grammatica & Spelling
Klas 7 Den
Periode Nederlands  
mei/juni 2024
-Naam-
Klascode LessonUp: sjxqq

Slide 1 - Slide

Inleiding (op de tweede lijntjespagina)
In deze periode gaan we vooral werken aan zinsontleding, grammatica en spelling. Je kunt aan het einde van deze periode de volgende zaken uit een zin halen: onderwerp (ond), persoonsvorm (pv), werkwoordelijk gezegde (wwg), lijdend voorwerp (lv), meewerkend voorwerp (mv) en de bijwoordelijke bepaling (bwb). Daarnaast houden we ons bezig met werkwoorden en werkwoordsvormen.  Ook hebben we het een paar lessen over spreekwoorden. Zorg dat je iedere dag je schrift bij je hebt, deze wordt aan het einde beoordeeld. Naast je werkhouding krijg je beoordelingen voor presentaties, je schrift en een toets.

Slide 2 - Slide

Opdracht voorblad
Maak een voorblad op blad 1 van je schrift. Hier moet in ieder geval het volgende op staan:
- je naam
- naam van de periode
- naam van de docent
- datum 
Werk het verder af naar eigen ideeën. Waar denk jíj aan bij grammatica, spelling, zinsontleding? Kijk ter inspiratie naar dia 1 van deze les.

Slide 3 - Slide

Opdracht mindmap
Maak een mindmap over grammatica en spelling. Waar denk jij aan bij zinsontleding? Waar denk jij aan bij zinnen? Ontleden? 
Maak deze mindmap op het tweede tekenblad in je schrift. Gebruik de hele pagina. 

Slide 4 - Slide

Inhoudsopgave
Zorg dat er op de eerste lijntjespagina in je schrift ruimte blijft voor de inhoudsopgave. Vul deze tijdens de periode steeds aan. Vergeet daarnaast de paginanummering niet. Deze kun je alvast onderaan de bladzijdes schrijven. 

Slide 5 - Slide

Hoofdstuk 1 paragraaf 1
Het onderwerp
Luister naar de uitleg bij het onderwerp, schrijf mee.

Ga 10 minuten aan de slag met: https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-het-onderwerp/

  






Slide 6 - Slide

Hoofdstuk 1 paragraaf 2
De persoonsvorm
Luister naar de uitleg bij de persoonsvorm en schrijf mee.

Ga 10 minuten aan de slag met: https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-1-persoonsvorm/

Slide 7 - Slide

Hoofdstuk 1 paragraaf 3
Werkwoordelijk gezegde

Luister naar de uitleg over het werkwoordelijk gezegde

Maak de werkbladen, opdrachten 8, 9, 10

Slide 8 - Slide

Lessen over grammatica

- De volgende twee lessen staan niet uitgewerkt in LessonUp, we gaan gezamenlijk aan het werk.

Slide 9 - Slide

Werkwoordelijk gezegde (wwg)
Het werkwoordelijk gezegde wordt gevormd door alle werkwoorden in een zin. Hier hoort ook de persoonsvorm bij. Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel dat aangeeft wat er wordt of is gedaan. Dit zinsdeel is soms één woord, maar het kan ook uit meerdere woorden bestaan.

Ook het woord te hoort bij het werkwoordelijk gezegde wanneer het staat voor een heel werkwoord. Bijvoorbeeld: Ik loop hard te fluiten.
Er zijn twee uitzonderingen:
1. Als er een koppelwerkwoord in de zin staat is er geen sprake van het werkwoordelijk gezegde, maar dan heb je een naamwoordelijk gezegde. Dit komt aan bod in Naamwoordelijk gezegde.
2. Als ‘te + infinitief’ te vervangen is door het woord ‘dat’ dan hoort het niet bij het werkwoordelijk gezegde. Bijvoorbeeld in de zin: Ik probeerde te bellen. Ik probeerde dat. Dus het werkwoordelijk gezegde is in deze zin: probeerde.



Slide 10 - Slide

Hoofdstuk 2 spelling
Paragraaf 1 't Kofschip - we kijken het filmpje en nemen het schema van de volgende dia over op een tekenpagina.
Paragraaf 2 We maken opdrachten over spelling.
Paragraaf 3 Dictee spelling

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

VOORBEELD

Slide 13 - Slide

Presentaties
Maak een pitch van ongeveer 1 a 2 minuten waarin je vertelt wat je tot nu toe aan spelling en grammatica hebt gedaan. Je presentatie mag in een eigen bedachte vorm. Maximaal drie personen in een groepje, zorg ervoor dat iedereen iets te doen heeft tijdens de presentatie. Beoordeling op basis van:
- inhoud
- presentatie (wat heb je gemaakt/gedaan, hoe sta je er?)
- voorbereiding werkhouding



Slide 14 - Slide