V2 De tijd van R&V: Naar de Oost en de West H2

Regenten en vorsten 1600-1700
Naar de Oost en de West H2.2 en 2.3
1 / 21
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Regenten en vorsten 1600-1700
Naar de Oost en de West H2.2 en 2.3

Slide 1 - Slide

Welkom klas HV2
Terugblikken
Quiz
2.3 maken
Klaar? 'Test jezelf' 

Slide 2 - Slide

Waarom kozen Antwerpenaren na de veroveringen door de Spanjaarden bij voorkeur voor de stad Amsterdam ipv Den Haag of Utrecht?
(vraag 2a)
A
Amsterdam was goed bereikbaar
B
Amsterdam had voldoende woningen
C
Amsterdam was een echte handelsstad

Slide 3 - Quiz


nav bron 4. Welke producten behoren tot de belangrijkste producten van de moedernegotie? (4a)
A
haring, stoffen en zout
B
De granen, rogge en tarwe

Slide 4 - Quiz

Amsterdam had een stapelmarkt. Wat gebeurde er dus met de granen en andere producten? (4b)
A
ze werden in Amsterdam verkocht aan de winkels
B
ze werden in Amsterdam opgeslagen tot er een koper was

Slide 5 - Quiz


De handel in welk product groeide het meest in de eeuw na de val van Antwerpen in Amsterdam? (4c)
A
de handel in zout en haring
B
de handel in geweven stoffen
C
De handel van rogge en tarwe

Slide 6 - Quiz


Deze afbeelding illustreert de bloeiperiode van Amsterdam in de 17de eeuw omdat.....
A
Het stadhuis leek op een paleis, daarmee lieten ze zien dat het goed ging.
B
Dit is het grootste pakhuis van de stad. Daarmee lieten ze zien dat het goed ging

Slide 7 - Quiz

Moedernegotie:
de basishandel die andere vormen van handel voortbracht
A
waar
B
niet waar
C
weet niet

Slide 8 - Quiz

uitleg
In de 16de eeuw ontstond de Wereldeconomie

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Aantekeningen VOC

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Aantekeningen WIC

Slide 14 - Slide


Bestaat er een verband tussen de producten uit Amerika en Afrika.
A
ja, slaven moesten op plantages werken voor de producten die verscheept werden naar Europa
B
ja, de producten die in Europa werden verbouwd werden verbouwd werden aan slaven verkocht
C
nee, geen enkel verband

Slide 15 - Quiz


Wat betekent de term driehoekshandel?
A
alle producten werden in kisten met drie hoeken verhandeld.
B
de handel van Amsterdam naar Afrika, van Afrika naar Amerika en van Amerika naar A'dam
C
de handel van Afrika naar Indië, van Indië naar Amsterdam en van Amsterdam naar Afrika
D
de handel van Indië naar Amerika, van Amerika naar Afrika en dan naar Amsterdam

Slide 16 - Quiz


Beredeneer dat niet alleen de Europeanen slavenhandelaren waren maar ook de Afrikanen
A
De afrikanen verkochten gevangen Europeanen
B
De Europeanen kochten de slaven van de Afrikanen, die daardoor ook handelaren werden
C
De Europeanen verkochten slaven aan Afrikanen, die daardoor ook handelaren werden.

Slide 17 - Quiz


Welk woord hoort niet in dit rijtje thuis?
Kruidnagel - VOC - Amerika - voorcompagnieën
A
Kruidnagel. alle andere woorden zijn geen specerijen
B
Amerika. Alle andere begrippen hebben te maken met de de VOC, Amerika niet.
C
VOC. Kruidnagel en voorcompagnieën hoeren bij de handel met Amerika

Slide 18 - Quiz


Welk woord hoort niet in dit rijtje thuis?
Piet Heyn - Fort Elmina in Ghana - Heren XVII - WIC
A
Heren XVII. de Heren VII horen bij de VOC, de rest bij de WIC
B
Fort Elmina in Ghana. De andere drie horen bij de handel van de WIC en Ghana heeft hier niets mee te maken.
C
WIC. Fort E lag op de route naar Indie, de route van de VOC . Piet Heyn en de heren XVII werkten voor de VOC.

Slide 19 - Quiz

evaluatie
  • Welke relatie zie jij tussen oorlogsvoering enerzijds en de economie anderzijds?
  • Wat kan je zeggen over de VOC in de periode 1602 -1690?

Slide 20 - Slide

Aan de slag! + Huiswerk
Maken paragraaf 2.3

Slide 21 - Slide