Écris!Futur proche = de toekomende tijd. Je zegt iets dat nog moet gebeuren. Je gaat iets doen.
Je gebruikt dan het werkwoord ''aller (gaan)'' + het hele werkwoord.
Voorbeeld: = Je vais faire mes devoirs - Ik ga mijn huiswerk maken
Voorbeeld: = Ils ne vont pas jouer du piano - Zij gaan niet piano spelen.
Je gebruikt dus aller (vervoegd) + het hele werkwoord van het woord dat je gaat doen.