De tijdproef –
Zet de zin in een andere tijd: maak van de tegenwoordige tijd de verleden tijd of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm:
– Gio wilde op zaterdag geen huiswerk maken.
De getalsproef – Verander het getal van de zin: maak van het enkelvoud het meervoud of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm:
– Gio en Merel wilden op zaterdag geen huiswerk maken.