Kruisingen oefening voor 3A/2VV

extra oefenopdracht bij B11 - Kruisingen
De volgende vragen gaan over zwarte en witte schapen.
Noteer steeds de uitkomsten in je schrift, zodat je een kruisingsschema kunt tekenen als hulpmiddel.
Je mag je boek erbij hebben liggen als hulpmiddel (maar is niet echt nodig).

1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

extra oefenopdracht bij B11 - Kruisingen
De volgende vragen gaan over zwarte en witte schapen.
Noteer steeds de uitkomsten in je schrift, zodat je een kruisingsschema kunt tekenen als hulpmiddel.
Je mag je boek erbij hebben liggen als hulpmiddel (maar is niet echt nodig).

Slide 1 - Slide

Bij schapen is het gen voor witte vacht (R) dominant over het gen voor zwarte vacht (r). Een zwart schaap krijgt vier lammeren, waarvan twee met een witte vacht en twee met een zwarte vacht. De vier lammeren hebben dezelfde vader.
Wat is het genotype van de moeder?
A
Rr
B
r
C
RR
D
rr

Slide 2 - Quiz

Bij schapen is het gen voor witte vacht (R) dominant over het gen voor zwarte vacht (r). Een zwart schaap (rr) krijgt vier lammeren, waarvan twee met een witte vacht en twee met een zwarte vacht. De vier lammeren hebben dezelfde vader.
Wat is het genotype van de vader?
A
R
B
rr
C
Rr
D
RR

Slide 3 - Quiz

Bij schapen is het gen voor witte vacht (R) dominant over het gen voor zwarte vacht (r). Een zwart schaap (rr) krijgt vier lammeren, waarvan twee met een witte vacht en twee met een zwarte vacht. De vier lammeren hebben dezelfde vader (Rr). Wat is het fenotype van de vader?
A
wit
B
zwart-wit
C
zwart
D
grijs

Slide 4 - Quiz

Bij schapen is het gen voor witte vacht (R) dominant over het gen voor zwarte vacht (r). Een zwart schaap (rr) krijgt vier lammeren, waarvan twee met een witte vacht en twee met een zwarte vacht. De vier lammeren hebben dezelfde vader (Rr). Hoe ziet de kruising van de ouders eruit?
A
Rr x Rr
B
rr x Rr
C
rr x RR
D
R x r

Slide 5 - Quiz

Noteer in je schrift de kruising van de ouderschapen:
P:        rr  x  Rr

Maak van de kruising een kruisingsschema.
De volgende vragen gaan over dit kruisingsschema.


Slide 6 - Slide

Hoe groot is de kans dat een nakomeling in de F1 heterozygoot is voor de vachtkleur?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 7 - Quiz

Hoe groot is de kans dat een nakomeling in de F1 zwart is?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 8 - Quiz

Hoe groot is de kans dat een nakomeling in de F1 een recessief allel heeft?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 9 - Quiz

Twee witte nakomelingen uit de F1 planten zich onderling voort. Hoe ziet deze kruising eruit?
A
Rr x Rr
B
RR x RR
C
rr x rr
D
RR x rr

Slide 10 - Quiz

De twee witte nakomelingen uit de F1 planten zich onderling voort. Maak hiervan een kruisingsschema in je schrift en beantwoord de volgende vragen.

Slide 11 - Slide

Hoe groot is de kans dat de eerste nakomeling in de F2 homozygoot dominant is?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 12 - Quiz

Hoe groot is de kans dat de eerste nakomeling in de F2 een witte vacht heeft?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 13 - Quiz

Hoe groot is de kans dat de eerste nakomeling in de F2 drager is van het recessieve allel?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 14 - Quiz