1. er + voorzetsel (prepositie)
Korte herhaling: wat is een verwijzing? Bijvoorbeeld: Heb je de spannende film gezien? Ja, ik heb hem gezien.
Heb je naar die spannende film gekeken? kijken naar.
naar + verwijzend voornaamwoord = ERNAAR
Ja, ik heb ernaar gekeken. Of: nee, ik heb er niet naar gekeken.