Computerles quizlet 3a1

Hoe groet je iemand aan het begin
van een gesprek in het Frans?   

Salut                                 Bonjour

Coucou
Bonjour 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoe groet je iemand aan het begin
van een gesprek in het Frans?   

Salut                                 Bonjour

Coucou
Bonjour 

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui...
  1. On répète la grammaire
  2. On apprend les mots et la grammaire d'unité 3
  3. on fait un quizlet live 

Slide 2 - Slide

Wat is de juiste zin?
Je vais regarder ce film.

A
Je vais le regarder.
B
Je vais la regarder.
C
Je le vais regarder.
D
Je la vais regarder.

Slide 3 - Quiz

Wat is de juiste zin?
Je lis les articles.

A
Je le lis.
B
Je les lis.
C
Je lis le.
D
Je lis les.

Slide 4 - Quiz

Wat is de juiste zin?
Tu as appelé Éric?

A
Tu as le appelé?
B
Tu as l'appelé?
C
Tu le as appelé?
D
Tu l'as appelé?

Slide 5 - Quiz

Wat is de juiste zin?
Nous écoutons la dernière chanson.

A
Nous la écoutons.
B
Nous écoutons la.
C
Nous les écoutons.
D
Nous l'écoutons.

Slide 6 - Quiz

Hoe herken je een meewerkend voorwerp in een Franse zin?
A
begint met du, de la, de l', des
B
begint met avec
C
begint met à, au, à la
D
begint met à, au, aux

Slide 7 - Quiz

Vervang het meew. voorw. en maak een goede zin: Je vais donner un cadeau à mes parents.
A
Je leur vais donner un cadeau.
B
Je les vais donner un cadeau.
C
Je vais donner leur un cadeau.
D
Je vais leur donner un cadeau.

Slide 8 - Quiz

Vervang het meew. voorwerp en maak een goede zin.
Il demande à moi de l'aider.
A
Il te demande de l'aider.
B
Il demande à m'aider.
C
Il me demande de l'aider.
D
Il demande me de l'aider.

Slide 9 - Quiz

Wat is de plaats van het vervangwoord in de zin?
A
Voor de persoonsvorm en als er een heel werkwoord in de zin staat, dan voor het hele werkwoord.
B
Altijd voor het voltooid deelwoord.
C
Altijd na de persoonsvorm .
D
Als er een heel werkwoord in de zin staat, dan na het hele werkwoord.

Slide 10 - Quiz

Vervang het meew. voorwerp en maak een goede zin.
Jean a répondu au prof.
A
Jean a lui répondu.
B
Jean lui a répondu.
C
Jean l'a répondu.
D
Jean a répondu à lui.

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Link

Slide 13 - Link

Verbos
De code voor jou = Frans
Je wachtwoord = oefenen

Slide 14 - Slide