les 1: Werkwoordelijk gezegde - pv, hww en vtdw

Werkwoordelijk gezegde - pv, hww en vtdw
1 / 15
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Werkwoordelijk gezegde - pv, hww en vtdw

Slide 1 - Slide

Persoonsvorm
Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

- Mijn vader wil een nieuwe auto voor mijn moeder kopen.

- Gisteren ben ik naar Ajax geweest.

- Hij had een voldoende kunnen halen.

Slide 2 - Slide

Haal de persoonsvorm uit onderstaande zin:

1. Over een jaar wil ik de koksopleiding gaan volgen.

Slide 3 - Open question

Haal de persoonsvorm uit onderstaande zin:

2. Vanochtend heb ik het ontbijt verzorgd.

Slide 4 - Open question

Haal de persoonsvorm uit onderstaande zin:

3. Tijdens het koken heb ik nieuwe combinaties bedacht.

Slide 5 - Open question

Persoonsvorm, heel werkwoord en voltooid deelwoord
persoonsvorm: vraagproef of tijdproef -> Zit altijd in een zin!

heel werkwoord: eindigt (bijna) altijd op -en   -> checken door wij ......

voltooid deelwoord: begint met ge-, be- of ver- en eindigt op -d of -t

Slide 6 - Slide

Oefenzinnen

- Mijn vader wil een nieuwe auto voor mijn moeder kopen.

- Gisteren ben ik naar Ajax geweest.

- Hij had een voldoende kunnen halen.


Persoonsvorm, heel werkwoord en voltooid deelwoord

persoonsvorm: vraagproef of tijdproef -> Zit altijd in een zin!

heel werkwoord: eindigt (bijna) altijd op -en   -> checken door wij ......

voltooid deelwoord: begint met ge-, be- of ver- en eindigt op -d of -t

Slide 7 - Slide

Benoem het werkwoord 'is' in onderstaande zin:

Hij is toen heel ongelukkig gestruikeld.
A
persoonsvorm
B
heel ww
C
vtdw

Slide 8 - Quiz

Benoem het werkwoord 'gestruikeld' in onderstaande zin:

Hij is toen heel ongelukkig gestruikeld.
A
persoonsvorm
B
heel ww
C
vtdw

Slide 9 - Quiz

Benoem het werkwoord 'zou' in onderstaande zin:

Het jongetje zou nooit meer kunnen zien.
A
persoonsvorm
B
heel ww
C
vtdw

Slide 10 - Quiz

Benoem het werkwoord 'kunnen' in onderstaande zin:

Het jongetje zou nooit meer kunnen zien.
A
persoonsvorm
B
heel ww
C
vtdw

Slide 11 - Quiz

Benoem het werkwoord 'zien' in onderstaande zin:

Het jongetje zou nooit meer kunnen zien.
A
persoonsvorm
B
heel ww
C
vtdw

Slide 12 - Quiz

Haal het wwg uit de zin en benoem de werkwoorden (pv, wwg en vtdw)

1. Over een jaar wil ik de koksopleiding gaan volgen.

Slide 13 - Open question

Haal het wwg uit de zin en benoem de werkwoorden (pv, wwg en vtdw)

2. Vanochtend heb ik het ontbijt verzorgd.

Slide 14 - Open question

Haal het wwg uit de zin en benoem de werkwoorden (pv, wwg en vtdw)

3. Tijdens het koken heb ik nieuwe combinaties bedacht.

Slide 15 - Open question