6.2 Relief als klimaatfactor 1

                        6.2 Reliëf als klimaatfactor
1 / 17
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

                        6.2 Reliëf als klimaatfactor

Slide 1 - Slide

Vandaag
Partweek, leerstofoverzicht
Korte terugblik 
Uitleg §6.2 
Zelfstandig aan het werk en/of 'oefenen' met online toetsen
Klassikale afronding 


Slide 2 - Slide

Partweek
50 minuten toets over H2 § 1 t/m 3 en hoofdstuk 6 §2.
Vergeet niet om de basisboeknummers te leren

De toets is online in exam.net en met de camera aan
De toets is best lang: je hebt dus al je tijd nodig voor de toets!

Slide 3 - Slide

Tropen:

gematigde zone:

Poolstreken:




Combineer de luchtstreken met de juiste breedtecirkels.

De temperatuurzones op aarde noem je de luchtstreken. Bij deze vraag gebruiken we de breedtecirkels als begrenzing van de verschillende temperatuurzones.

Tussen 23½° en 66½°
Vanaf 66 ½ °
Tussen de 23 ½ ° N.B. en 23 ½ ° Z.B.

Slide 4 - Drag question

Leerdoelen: wat moet je kennen en kunnen?
  • Je kent de kenmerken van het reliëf van Europa.
  • Je kunt de kenmerken van de vorm van Europa beschrijven.
  • Je kent het verband tussen het reliëf en de temperatuur (hoe hoger, hoe kouder).
  • Je kent het verband tussen het reliëf en de neerslag (stuwingsregen en regenschaduw) (volgende les)

Slide 5 - Slide

Reliëf en vorm van Europa


- In het midden van Europa ligt het belangrijkste hooggebergte van het werddeel: de Alpen. De Mont Blanc is 4808m hoog en ligt in het gebied van de eeuwige sneeuw. Het smeltwater van de gletsjer stroomt vanuit de Alpen via talrijke rivieren naar de zee.

Ze stromen door middelgebergte soms via het heuvelland naar het laagland. Europa is een werelddeel vol reliëf.

Slide 6 - Slide

Wat is reliëf?

Slide 7 - Mind map

Slide 8 - Slide

Wat moet er bij het plaatje rechtsonder staan?

Slide 9 - Open question

Leerdoelen: wat moet je kennen en kunnen?
  • Je kent de kenmerken van het reliëf van Europa.
  • Je kunt de kenmerken van de vorm van Europa beschrijven.
  • Je kent het verband tussen het reliëf en de temperatuur (hoe hoger, hoe kouder).
  • Je kent het verband tussen het reliëf en de neerslag (stuwingsregen en regenschaduw) (volgende les)

Slide 10 - Slide

ook een schiereiland?

Slide 11 - Slide

Leerdoelen: wat moet je kennen en kunnen?
  • Je kent de kenmerken van het reliëf van Europa.
  • Je kunt de kenmerken van de vorm van Europa beschrijven.
  • Je kent het verband tussen het reliëf en de temperatuur (hoe hoger, hoe kouder).
  • Je kent het verband tussen het reliëf en de neerslag (stuwingsregen en regenschaduw) (volgende les)

Slide 12 - Slide

Reliëf en temperatuur


In Noorwegen ligt de stad Bergen op 60 NB. Ondanks de hoge breedte is het er in de winter nooit heel koud. De gemiddelde temperatuur is boven de 0 graden Celsius. Dat komt door de invloed van de golfstroom en de overheersende westenwinden. (= wind vanuit het westen).

Vanuit Bergen ga je meteen de bergen in. Hoog in de bergen liggen gletsjers en eeuwige sneeuw. Dan daal je af naar de stad Lillehammer. Daar is het in de winter erg koud. De aanlandige wind die het in Bergen warm maakt, botst onderweg met het Scandinavisch Hoogland. Het gebergte werkt als een muur en houdt de warmte tegen. Aan de ene kant van het gebergte is het warmer dan aan de andere kant.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Berg als klimaatscheiding

Slide 15 - Slide

Leerdoelen: wat moet je kennen en kunnen?
  • Je kent de kenmerken van het reliëf van Europa.
  • Je kunt de kenmerken van de vorm van Europa beschrijven.
  • Je kent het verband tussen het reliëf en de temperatuur (hoe hoger, hoe kouder).
  • Je kent het verband tussen het reliëf en de neerslag (stuwingsregen en regenschaduw) (volgende les)

Slide 16 - Slide

Aan de slag
Werk verder aan VR werkboekje waar we ook vorige week woensdag aan gewerkt hebben. Zorg dat je in elk geval locatie 3, 4 en 4 hebt gemaakt!

Belangrijk bij het maken van de opdracht: LEES de vraag eerst heel goed.
Om 5 over half 2: terug voor bespreking van een paar ''locaties''

Slide 17 - Slide