Voorbereiding les 5 april

Observatiepunten bij urine
1 / 19
next
Slide 1: Slide
basiszorgMBOStudiejaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Observatiepunten bij urine

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
> De student kan benoemen wat de 6 observatiepunten zijn m.b.t. het observeren van urine.
> De student kan benoemen welke afwijkende kleur urine waarop kan wijzen.
> De student kan benoemen op welke manieren je urineonderzoek kan doen.
> De student kan benoemen wat incontinentie is, welke vormen er bestaan en de beschrijving van de verschillende vormen uitleggen

Slide 2 - Slide


                               Even herhalen


Even herhalen

Slide 3 - Slide

De juiste volgorde van het urinewegstelsel is...
A
Nieren - Blaas - Urineleider
B
Nieren - Urineleider - Blaas
C
Urineleider - Nieren - Blaas
D
Urineleider - Blaas - Nieren

Slide 4 - Quiz

Normaal plas je 1 liter per dag?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Urine bestaat voor 95% uit water.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Wat is in de meeste gevallen de oorzaak van een urineweg infectie?
A
Niet goed eten
B
Niet goed bewegen
C
Bacteriën van de darm
D
In de wind staan

Slide 7 - Quiz

Waar let je op bij het observeren van urine?

Slide 8 - Mind map

Observatiepunten bij urine
  • Frequentie
  • Hoeveelheid
  • Kleur
  • Helderheid
  • Geur
  • De manier waarop de cliënt urineert

Slide 9 - Slide

Frequentie
Hoevaak plast een cliënt?
  • Observeer wat voor een cliënt normaal is.
  • Observeer vocht inname.

Slide 10 - Slide

Hoeveelheid
Per dag produceert een volwassene ongeveern 1,5 liter urine.

Afhankelijk van:
  • vochtinname
  • traspiratie of braken.

Slide 11 - Slide

Kleur

Slide 12 - Slide

Kleur

  • Licht geel: veel water in de urine.
  • Donker geel: weinig water in de urine.
  • Donkergeel tot donkerbruin: kan duiden op leveraandoening.
  • Roze, roodbruin of vleeskleurig: bloed bij de urine.

Slide 13 - Slide

Helderheid
Urine is normaalgesproken helder, zoals appelsap.

Bij een infectie is de urine troebels en zitten er kleine stukjes of vlokjes in de urine.

Slide 14 - Slide

Geur

  • Normaal ruikt de urine naar ammoniak.
  • Diabetes: zoete geur of naar aceton.
  • Bij een infectie kan de urine scherp en onaangenaam ruiken.

Slide 15 - Slide

De manier waarop de cliënt urineert

Door pijn kan een cliënt zijn urine ophouden of durft hij niet te gaan plassen.

Slide 16 - Slide

Woordzoeker
1.Vind de woorden in de woordzoeker
&
2.Zoek op wat ze betekenen
& wat je ziet/merkt aan de zorgvrager
#
3.Na ongeveer 10 minuten gaan we de antwoorden bespreken

Slide 17 - Slide

Vormen van incontinentie
  •  Stressincontinentie -> Phyline, Kiki, Lieke
  •  Urge- incontinentie (aandrangincontinentie) -> Sarah, Sascha, Pleun
  •  Overloopincontinentie -> Jade, Robin, Iris
  •  Druppelincontinentie -> Jana, Grace, Noa
  •  Reflexincontinentie (neurogene) -> Laura, Izabella, Jayron
  •  Hormonale incontinentie -> Lena, Lizzy, Suus
  •  Functionele incontinentie -> Beau, Sascha s , Mariel & Elise

Slide 18 - Slide

Wat gaan jullie doen?
Aan de hand van onderstaande vragen, gaan jullie een mindmap maken waarbij je de volgende vragen beantwoord: 
  •  Wat is het?
  •  Bij welke zorgvrager kan het voor komen?
  •  Wat zou je rol kunnen zijn als verpleegkundige?
  •  Welke behandeling(en) is/zijn er mogelijk? Leg uit.

Slide 19 - Slide