H4 herhalen thema 4 evolutie

Thema 4 Evolutie





Pak je boek en aantekeningenschrift
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 4 Evolutie





Pak je boek en aantekeningenschrift

Slide 1 - Slide

Toetsstof
Eindtoets over thema 3 en 4.
Thema 3 genetica: basisstof 1 t/m 6
Thema 4 evolutie: basisstof 1, 2, 4 t/m 7

Slide 2 - Slide

Planning 
  1. Herhaling thema 6 evolutie bs 1, 2, 4 en 5
  2. Basisstof 6 Evolutie in populaties (Opdracht 61, 64, 67)
  3. Basisstof 7 Ontstaan van soorten (Opdracht 71, 74)

  4. Examenvragen oefenen
  5. (Vragen nakijken & bespreken)

Slide 3 - Slide

Herhaling thema 6 evolutie bs 1, 2, 4 en 5

Slide 4 - Slide

Wat zijn voorbeelden van anorganische stoffen?
A
water, glucose, zetmeel
B
water, ijzer en magnesium
C
zetmeel, ijzer, magnesium en water
D
zonlicht, glucose, magnesium, water

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

De definitie voor autotroof is...
A
anderen voedend
B
kan uit organische stoffen organische stoffen maken
C
kan uit anorganische stoffen organische stoffen maken
D
anders voedend

Slide 7 - Quiz

Welk van de organismen hiernaast is autotroof?
A
De radijs
B
Het konijn
C
De uil

Slide 8 - Quiz

De wetenschappelijke naam voor een soort bestaat uit een
A
familienaam en soortaanduidling
B
domeinnaam en geslachtsnaam
C
soortaanduiding en populatienaam
D
geslachtsnaam en soortaanduiding

Slide 9 - Quiz

Sciurus vulgaris en Scurius carolinensis zijn beiden eekhoorns.
Behoren ze tot dezelfde soort?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Welke soorten zijn het meest verwant:
1. Salvia splendens
2. Betta splendens
3. Betta pallifina
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
geen verwantschap

Slide 11 - Quiz

Bacteriën zijn prokaryoten

A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

3 domeinen, onderverdeeld in rijken

Slide 13 - Slide

Bacteriën en Archaea zijn prokaryoten

Slide 14 - Slide

Indelingscriteria
  • Celtype (pro/eu)                    op basis van organellen
  • Celwand
  • Aantal cellen
  • Voedingswijze

Gebruik Binas!

Slide 15 - Slide

Wat wordt er bedoeld met "Survival of the fittest"?
A
De best aangepaste organismen overleven
B
Als je te weinig sport ga je dood
C
De snelste organismen overleven
D
De sterkste organismen overleven

Slide 16 - Quiz

Beschrijf het begrip 'Natuurlijk selectie' in je eigen woorden.

Slide 17 - Open question

Argument voor evolutie:

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Wat voor soort orgaan is dit?
A
analoog orgaan
B
rudimentair orgaan
C
gemuteerd orgaan
D
homoloog orgaan

Slide 22 - Quiz

De organen hebben hetzelfde bouwplan, dus het zijn...
A
rudimentaire organen
B
homologe organen
C
analoge organen
D
recessieve organen

Slide 23 - Quiz

De poten van insecten en de poten van zoogdieren zijn:
A
Homologe organen
B
Analoge organen

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Selectie
- Natuurlijke selectie
* individuen die beter zijn aangepast aan de omgeving hebben een grote overlevingskans. 
* individuen met een gunstig genotype zullen meer kans krijgen om zich voort te planten en er zullen meer nakomelingen in leven blijven. 

- Seksuele selectie 
* Als je meer in de smaak valt, dan plant je je meer voor. 

Slide 26 - Slide

Natuurlijke of seksuele selectie?

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Seksuele selectie 

Slide 30 - Slide

Bs 6 Evolutie in populaties
Genetic drift: het verschijnsel dat kleine populaties door toeval grote verschuivingen in allelfrequenties kunnen optreden. 
bijv. bosbrand, overstroming, emigratie. 
Verhouding eerst: 
3 : 6 (25% groen) 
Verhouding daarna:  
1 : 6 (14% groen)

Slide 31 - Slide

bs 7 Leerdoelen
Na deze basisstof kan je:
  • verschillende manieren van reproductieve isolatie benoemen.
  • de eilandtheorie uitleggen.

Slide 32 - Slide

Vereiste voor soortvorming: Reproductieve isolatie
-> genetische verschillen hopen op

- geografische isolatie (bijv. berg)
- eilandtheorie 




bs 7 Soortvorming

Slide 33 - Slide

reproductieve isolatie

Slide 34 - Slide

Eilandtheorie
Eilandtheorie voorspelt hoeveel soorten er op een eiland kunnen leven. 

Groter eiland: meer voedselbronnen
Dichtbij vaste land: meer immigratie

Welk eiland meeste soorten?
Welke minste?

VS -->

Slide 35 - Slide

Eilandtheorie
Hoe groter een eiland, hoe groter het gemiddeld aantal soorten
Hoe verder van het vaste land, hoe minder soorten. 

Slide 36 - Slide

Opdracht 71a

Slide 37 - Slide

Opdracht 71a

Slide 38 - Slide