H3 - Verwijswoorden

Wat doen we vandaag?
  • Tussentoets week 9
  • Herhalingsopdracht
  • Lesdoelen bespreken
  • Instructie verwijswoorden
  • Samen of zelfstandig oefenen
  • Lesdoelen behaald?
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat doen we vandaag?
  • Tussentoets week 9
  • Herhalingsopdracht
  • Lesdoelen bespreken
  • Instructie verwijswoorden
  • Samen of zelfstandig oefenen
  • Lesdoelen behaald?

Slide 1 - Slide

Tussentoets week 9
  • De tussentoets is formatief
  • via LessonUp
  • Cijfer komt in Magister te staan, telt niet mee
  • We kijken er wel naar om jouw voortgang te monitoren

Slide 2 - Slide

Herhaling - Geef aan van wat voor samentrekking er sprake is:

Bij mijn oma hangt een antieke lamp en een moderne.
A
voorwaartse samentrekking
B
achterwaartse samentrekking

Slide 3 - Quiz

Herhaling - Geef aan van wat voor samentrekking er sprake is:

Er zijn in binnen- en buitenland coronamaatregelen getroffen.
A
voorwaartse samentrekking
B
achterwaartse samentrekking

Slide 4 - Quiz

Op welke drie niveaus kan er sprake zijn van samentrekkingen?

Slide 5 - Open question

Maak van de volgende zin een juiste samentrekking:
De dame op het strand trok zonder gêne haar kleding uit en ze trok zich nergens wat van aan.

Slide 6 - Open question

Leg uit dat onderstaande zin foutief is samengetrokken:
Sint had een mijter op en ook nog zes borrels.

Slide 7 - Open question

Lesdoelen
Aan het einde van deze week kun je:
  • verwijswoorden op de juiste manier gebruiken;
  • foutief gebruikte verwijswoorden herkennen en verbeteren.

Wat heb je hieraan in het leven?

Slide 8 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van deze week kun je:
  • verwijswoorden op de juiste manier gebruiken;
  • foutief gebruikte verwijswoorden herkennen en verbeteren.

Wat heb je hieraan in het leven?
Verkeerd gebruikte verwijswoorden zien er slordig uit en Word haalt deze fouten niet uit een document. Daarom moet je dit zelf kunnen. 

Slide 9 - Slide

Wat zijn verwijswoorden?
Verwijswoorden zijn woorden die verwijzen naar eerder (of (heel soms) later) genoemde woorden. De woorden waarnaar verwezen wordt noem je antecedenten.

Aardrijkskunde is het vak dat ik het moeilijkst vind. 

Slide 10 - Slide

Wanneer gebruik je welk verwijswoord?
- Als het woord waarnaar je verwijst een 'de-woord' is, verwijs je met het verwijswoord 'die'. 
De stoel die ik niet mooi vond, werd omgestoten. 
- Als het woord waarnaar je verwijst een 'het-woord' is, verwijs je met het verwijswoord 'dat'. 
Het kleed dat kapot was, werd weggegooid. 
- Als het onduidelijk is waarnaar wordt verwezen, dan gebruik je met het verwijswoord 'wat'. 
Ik wist niet wat me overkwam. 

Slide 11 - Slide

Verwijswoorden
Soms weten we niet meer of een 'de-woord' mannelijk of vrouwelijk is. 
In zo'n geval is verwijzen met 'haar' en 'zijn' goed. 
Defiets staat in de stalling.  Zijn/haar stuur is erg groot.
Dit kun je voorkomen door de zin te veranderen:
Het stuur van die fiets is erg groot.

Ook kun je in zo'n geval verwijzen met bijvoorbeeld 'deze' of 'die':
Er is een nieuwe mummie gevonden in Egypte. Die is waarschijnlijk 500 jaar oud. 
(gebruik 'die' i.p.v. 'hij' of 'zij')

Slide 12 - Slide

Vul het juiste verwijswoord in:

Het meisje (die/dat) zich misdroeg, werd de klas uit gestuurd.

Slide 13 - Open question

Vul het juiste verwijswoord in:
Vorige week verscheen in de krant een artikel (die/dat) veel stof deed opwaaien.

Slide 14 - Open question

Vul het juiste verwijswoord in: Finland staat al jaren bekend om (zijn/haar) uitstekende onderwijsresultaten.

Slide 15 - Open question

Vul het juiste verwijswoord in:
Het mooiste (die/dat/wat) ik ooit voor mijn verjaardag heb gekregen is een gouden armband.

Slide 16 - Open question

Verbeter de onderstaande zin:
Onze koning, waarnaar veel straten zijn vernoemd, is een man met een baard.

Slide 17 - Open question

Verbeter onderstaande zin:
Hoewel er op school vaak wordt gewaarschuwd voor de gevaren van drugs, zijn er nog steeds jongeren die dat nemen.

Slide 18 - Open question

Lesdoelen behaald?
Aan het einde van deze week kun je:
  • verwijswoorden op de juiste manier gebruiken;
  • foutief gebruikte verwijswoorden herkennen en verbeteren.


Slide 19 - Slide