Persoonsvorm - verleden tijd

• NT2
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Persoonsvorm - verleden tijd

Lesdoelen

1. Ik weet wat de persoonsvorm is.

2. Ik weet wat de tegenwoordige tijd is.

3. ik weet wat de verleden tijd is.

4. Ik kan de tegenwoordige en verleden tijd goed schrijven.

Wat is de persoonsvorm in de zin?
Morgen loop ik naar de winkel.

Wat is de persoonsvorm?
In de tuin staat een grote boom.

Wat is de persoonsvorm?
Ga jij vandaag naar voetbal?

Wat is de persoonsvorm?
Wanneer pak jij een keer de fiets?

Wat is de tegenwoordige tijd?

Hoe schrijf je de tegenwoordige tijd?

Hoe schrijf je de tegenwoordige tijd?

Stap 1: maak de stam van het hele werkwoord. 

Wat is de stam? Het hele werkwoord -en.

Bijvoorbeeld:

hele werkwoord		stam
pakken	-en	pak
lopen	-en	loop
kijken	-en	kijk

Schrijf de stam:
wandelen

Schrijf de stam:
zeuren

Schrijf de stam:
lopen

Schrijf de stam:
controleren

Hoe schrijf je de tegenwoordige tijd?

		slapen
ik	stam	slaap
jij	stam+t	slaapt
hij	stam+t	slaapt
wij	hele werkwoord	slapen
jullie	hele werkwoord	slapen
zij	hele werkwoord	slapen

Verleden tijd

Wat is de verleden tijd?

Verleden tijd

Wat is de verleden tijd?

> de verleden tijd is al gebeurd. 

Bijvoorbeeld: Gisteren regende het. Ik fietste door de regen. 

Verleden tijd

Hoe schrijf ik de verleden tijd? 

ik jij hij/zij	stam+de stam+te	wandel de fiets te
wij jullie zij	stam+den stam+ten	wandel den fiets ten

Verleden tijd

Hoe schrijf ik de verleden tijd? 

Let op: bij enkelvoud is alles hetzelfde! 

ik jij hij/zij	stam+de stam+te	wandel de fiets te
wij jullie zij	stam+den stam+ten	wandel den fiets ten

Verleden tijd

Wanneer schrijf ik de/den of te/ten? 

Stap 1: zoek de stam.

Stap 2: wat is de laatste letter van de stam?

Stap 3: Is de letter: S, F, T, K, T, CH of P (=SoFT KeTCHuP)? Dan schrijf je te/ten.

Een andere letter? Dan schrijf je de/den

Verleden tijd:

Bijvoorbeeld: 

Fietsen

De stam is hele werkwoord -en: fietsen -en = fiets. 

Laatste letter is  S. 

Verleden tijd:

Bijvoorbeeld: 

Fietsen

De stam is hele werkwoord -en: fietsen -en = fiets. 

Laatste letter is  S. 

Staat de laatste letter in SoFT KeTCHuP? 

Verleden tijd:

Bijvoorbeeld: 

Fietsen

De stam is hele werkwoord -en: fietsen -en = fiets. 

Laatste letter is  S. 

Staat de laatste letter in SoFT KeTCHuP? 
JA! Dus > ik fietste, wij fietsten

Verleden tijd:

Bijvoorbeeld: 

draaien 

De stam is hele werkwoord -en: draaien-en = draai. 

Laatste letter is  i. 

Staat de laatste letter in SoFT KeTCHuP? 

Verleden tijd:

Bijvoorbeeld: 

draaien 

De stam is hele werkwoord -en: draaien-en = draai. 

Laatste letter is  i. 

Staat de laatste letter in SoFT KeTCHuP? 
NEE! Dus> ik draaide, wij draaiden 

Schrijf het werkwoord in de verleden tijd (VT): Ik ... (wandelen)

Schrijf het werkwoord in de verleden tijd (VT): hij... (raak)

Schrijf het werkwoord in de verleden tijd (VT): wij... (koken)

Aan de slag!

Maak online de oefeningen:

Oefening 1 

Oefening 2 

Oefening 3

Klaar? Maak les 7 en 8 in het werkschrift spelling. 

Klaar? Vraag de antwoorden bij meneer Wouter.