2 kader 1.7 Grammatica - 1

2 kader Grammatica -1
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2 kader Grammatica -1

Slide 1 - Slide

In deze paragraaf herhaal je:

  • de zinsdelen persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijke gezegde.

Slide 2 - Slide

Weet je het nog?
Doe eerst de startopdracht (p.28)

Slide 3 - Slide

Vaste volgorde bij ontleden
Als je zinsdelen gaat benoemen, doe je dat in deze volgorde:
  1. Onderstreep de persoonsvorm.
  2. Zet zinsdeelstrepen tussen de zinsdelen.
  3. Benoem het werkwoordelijk gezegde.
  4. Benoem het onderwerp.

Slide 4 - Slide

  1. Onderstreep de persoonsvorm. 
  2. Zet zinsdeelstrepen tussen de zinsdelen. 
  3. Benoem het werkwoordelijk gezegde. 
  4. Benoem het onderwerp. 
1. Jason eet een broodje.
2. Jason / eet / een broodje

 3. Jason / eet / een broodje.
                     wg
4. Wie eet? Jason = onderwep

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De leerlingen hebben een werkstuk gemaakt.
A
De leerlingen
B
hebben
C
hebben gemaakt
D
gemaakt

Slide 7 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
De leerlingen hebben een werkstuk gemaakt.
A
De leerlingen
B
hebben
C
hebben gemaakt
D
gemaakt

Slide 8 - Quiz

Wat is het onderwerp?
De leerlingen hebben een werkstuk gemaakt.
A
De leerlingen
B
hebben
C
hebben gemaakt
D
gemaakt

Slide 9 - Quiz

lijdend voorwerp??

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Jorrit
wil
morgen
een appeltaart
bakken.
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 12 - Drag question

Heb
jij
de afwas
in de keuken
gezet?
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 13 - Drag question

Julia
maakt
veel gekke filmpjes
voor haar volgers.
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 14 - Drag question

Benoem het onderstreepte zinsdeel?
Met een appje maakte het meisje de verkering uit.
A
pv
B
wg
C
o
D
lv

Slide 15 - Quiz

Benoem het onderstreepte zinsdeel?
Hoeveel euro heb jij voor deze tweedehands iPad betaald?
A
pv
B
wg
C
o
D
lv

Slide 16 - Quiz

Benoem het onderstreepte zinsdeel?
Hoeveel euro heb jij voor deze tweedehands iPad betaald?
A
pv
B
wg
C
o
D
lv

Slide 17 - Quiz

Opdrachten 
Maak opdracht 
1 - 2 - 3 - 4
(p.28/29)

Slide 18 - Slide