4 havo herhaling H19H20 argumentatieleer

4 havo - 15 maart
Goedemorgen! Vandaag herhalen we de theorie voor de toets van volgende week. De volgende begrippen komen aan de orde:
betoog - standpunt - stelling - argument - tegenargument - weerlegging - enkelvoudige argumentatie - nevenschikkende argumentatie (aghankelijk en onafhankelijk) - onderschikkende argumentatie - feiten (aanvaardbaar en onaanvaardbaar) - verzwegen argumenten - 

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

4 havo - 15 maart
Goedemorgen! Vandaag herhalen we de theorie voor de toets van volgende week. De volgende begrippen komen aan de orde:
betoog - standpunt - stelling - argument - tegenargument - weerlegging - enkelvoudige argumentatie - nevenschikkende argumentatie (aghankelijk en onafhankelijk) - onderschikkende argumentatie - feiten (aanvaardbaar en onaanvaardbaar) - verzwegen argumenten - 

Slide 1 - Slide

H19 argumentatieleer 
Argumenteren=beïnvloeden
allerlei manieren: 
bedriegen, manipuleren, chanteren, geweld uitoefenen 

Slide 2 - Slide

argumentatieleer
argumenteren: met taal iemand overtuigen.
Je standpunt is dat waar je mensen van wil overtuigen.
(andere woorden: mening, stelling, visie, opvatting)
Argumenten: uitspraken die je standpunt ondersteunen.
Alle argumenten bij elkaar noem je de argumentatie, het betoog of de redenering.

Slide 3 - Slide

H19 argumentatieleer
Tegenargument: het argument waarmee je argumentatie van de ander wilt aanvallen. Het is een uitspraak waarmee je laat zien waarom een standpunt onjuist of minder aanvaardbaar is.

Slide 4 - Slide

H19 argumentatieleer
voorbeeld:
Vaccineren tegen corona moet  verplicht worden, want zo kunnen we het virus snel indammen.
Tegenargument: Vaccineren tegen corona moet helemaal niet  verplicht worden, iedereen moet zelf kunnen bepalen wat er met zijn of haar lichaam gebeurt.

Slide 5 - Slide

H19 argumentatieleer
Weerleggen: je ontkracht een argument.
Het songfestival moet volgend jaar gewoon weer in Rotterdam georganiseerd worden, het zou een enorme financiële  'boost' geven aan het toerisme in de stad.
Tegenargument: Dat denk je misschien, maar de kosten voor de organisatie zijn veel hoger dan de inkomsten die het toerisme zou opbrengen.

Slide 6 - Slide

H19 argumentatieleer
Let op:
tegenargument: je richt je op het standpunt.
weerlegging: je richt je op de argumenten die je tegenstander gebruikt.

Slide 7 - Slide

H19 argumentatieleer
Argumenten kun je verdelen in feitelijke en waarderende uitspraken.

Feitelijk: controleerbaar
Waarderend: niet controleerbaar

Slide 8 - Slide

H19 argumentatieleer
voorbeeld:
In Rotterdam zijn de laatste jaren veel  nieuwe restaurants opgericht.
feitelijk
In Rotterdam kun je heel goed en lekker eten.
waarderend


Slide 9 - Slide

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Slide 10 - Slide

Argumentatiestructuren H20
  • Enkelvoudige argumentatie = één standpunt en één argument
  • nevenschikkende argumentatie = één standpunt en meerdere argumenten - afhankelijk/onafhankelijk
  • onderschikkende argumentatie = een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten 

Slide 11 - Slide

feiten en aanvaardbaarheid
Wanneer je een feitelijk argument op waarde wilt schatten, heb je kennis van het onderwerp dat centraal staat nodig.
Parate kennis is handig - weten welke betrouwbare bronnen je kunt raadplegen ook.

Slide 12 - Slide

niet-feiten en aanvaardbaarheid
Waarderende uitspraken zijn lastiger te beoordelen. Ze hebben in een betoog meer uitleg nodig en vereisen ook argumenten die hun aanvaardbaarheid ondersteunen.

.....want goede gezondheidszorg moet voor iedereen toegankelijk zijn.
.....want dieren moet je goed behandelen.

Slide 13 - Slide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie 

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.

Slide 14 - Slide

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Je lever wordt door alcoholgebruik steeds slechter.

Slide 15 - Slide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende onafhankelijke argumentatie 

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 16 - Slide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende afhankelijke argumentatie 

Heel Nederland heeft last van het slechte weer.
In Noord-Nederland hadden ze te maken met veel schade door de harde wind.
Terwijl Zuid-Nederland met name te maken had met wateroverlast.

Slide 17 - Slide

Argumentatiestructuren
Combinatie van argumentaties 
Een taxi kost meer dan wanneer je  zelf rijdt.
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is duur.
Het is slecht voor je lever.
Met drank op moet je een taxi nemen.

Slide 18 - Slide

Argumentatiestructuren
Stelling: Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.

  • Het regende drie dagen onafgebroken. 
  • Een flesje water kostte 5 euro.
  • Het vliegtuig had vertraging. 
  • Het was erg duur. 
  • De hoofdact kwam niet opdagen. 

Slide 19 - Slide

Argumentatiestructuren
Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Het vliegtuig had vertraging. 
Het was erg duur. 
De hoofdact kwam niet opdagen.
Een flesje water kostte 5 euro. 
Het regende drie dagen onafgebroken.

Slide 20 - Slide

verzwegen argument
Een argument dat niet letterlijk wordt uitgesproken. De spreker of schrijver gaat er stilzwijgend van uit dat jij het wel eens bent met dit argument en dit argument dus wel aanvaardt.
voorbeeld:
The Crown is een saaie serie (s), want er gebeurt bijna niks in.(a)
Giorgos Giakoumakis is de beste voetballer van de eredivisie, hij is immers de topscorer op dit moment.

Slide 21 - Slide

verzwegen argument
The Crown is een saaie serie (s), want er gebeurt bijna niks in.(a)
Dus als er in een serie niets gebeurt, dan is die serie saai?
Giorgos Giakoumakis is de beste voetballer van de eredivisie, hij is immers de topscorer op dit moment.
Dus als je topscorer in de eredivisie bent, dan ben je de beste voetballer van Nederland?

Slide 22 - Slide

toetsweek
Je toets bestaat uit een betogende tekst met vragen die vooral zullen gaan over de argumentatieleer (theorie uit H19,20).
Je spelling en taal worden ook beoordeeld (maximaal -0,4 punten)

Slide 23 - Slide