This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Agenda
Herhaling H20 - oefening
Nog een stukje uitleg...
N = 1,3
Op tafel: pen en papier & KERN werkboek
Telefoon in ZAKKIE in tas
Slide 2 - Slide
Leerdoelen - H20 Argumentatiestructuur
- Ik weet het verschil tussen feitelijke en niet-feitelijke argumentatieve uitspraken
- Ik ken en herken argumentatiestructuren
- Ik kan kritisch kijken naar een betoog/reageren op een betoog
Slide 3 - Slide
Argumentatiestructuren
Slide 4 - Slide
Begrippen periode 3
betoog redenatie mening opinie
standpunt stelling uitspraak formulering
weerlegging tegenspraak
(tegen)argument reden
Slide 5 - Slide
Hulp?
KERN
Aantekeningen
LessonUp
Docent
Klaar?
Zoek informatie op over je gekozen boek
Opdracht
We doen een paar vragen uit 3/6 samen
Daarna maken jullie - in tweetallen - 3 en 6 af
timer
10:00
Slide 6 - Slide
H20: verzwegen argumenten
Willem is thuis, want zijn auto staat voor de deur [en Willem is niet zonder auto weg].
Ze is een waardeloos politicus, want ze komt nooit na wat hij gezegd heeft. [?]
Slide 7 - Slide
H20: verzwegen argumenten
The Crown is een saaie serie, want er gebeurt bijna niks in
Als ..., dan ...
Slide 8 - Slide
H20: verzwegen argumenten
"Als je echt om het milieu geeft, dan zou je vegetarisch moeten eten."
Verzwegen argument: ?
Slide 9 - Slide
H20: verzwegen argumenten
"Als je echt om het milieu geeft, dan zou je vegetarisch moeten eten."
Verzwegen argument: Als je vlees eet, draag je bij aan milieuvervuiling en ontbossing.
Slide 10 - Slide
H20: verzwegen argumenten
"Als je een goede vriend bent, dan zou je er altijd voor me moeten zijn als ik je nodig heb."
Verzwegen argument: ?
Slide 11 - Slide
H20: verzwegen argumenten
"Als je een goede vriend bent, dan zou je er altijd voor me moeten zijn als ik je nodig heb."
Verzwegen argument: Een goede vriendschap draait om steun en aanwezigheid, dus als je een goede vriend bent, moet je beschikbaar zijn wanneer je vrienden je nodig hebben.
Slide 12 - Slide
Morgen
Nog een gastles
Na de vakantie: oefenen met lezen en argumentatie herkennen = SO H19/H20
Slide 13 - Slide
Herhaling
Slide 14 - Slide
Leerdoelen - H19 Overtuigen
- Ik weet hoe je kunt beïnvloeden en weet wat een betoog is
- Ik kan standpunten en argumenten herkennen
- Ik kan feitelijke en waarderende uitspraken herkennen
Slide 15 - Slide
Beïnvloeden
Slide 16 - Slide
Leerdoelen - H20 Argumentatiestructuur
- Ik weet het verschil tussen feitelijke en niet-feitelijke argumentatieve uitspraken
- Ik ken en herken argumentatiestructuren
- Ik kan kritisch kijken naar een betoog/reageren op een betoog
Slide 17 - Slide
Aanvaardbaarheid
Feitelijk argument -> waar of niet waar (kennis nodig/ook te controleren)
"Er zijn meer jongens dan meisjes op het JdW die kiezen voor NG"
Waarderend argument -> aanvaardbaar?
Kritische vragen..
Slide 18 - Slide
Aanvaardbaarheid
Feitelijk argument -> waar of niet waar (kennis nodig/ook te controleren)
"Er zijn meer jongens dan meisjes op het JdW die kiezen voor NG"
Waarderend argument -> aanvaardbaar?
Kritische vragen..
Slide 19 - Slide
Argumentatiestructuur
Iedereen moet stoppen met roken, want het is slecht voor de gezondheid
Hoeveel argumenten?
Slide 20 - Slide
Argumentatiestructuur
Iedereen moet stoppen met roken = standpunt
Want het is slecht voor de gezondheid = 1 argument
= ENKELVOUDIGE argumentatie
Slide 21 - Slide
Argumentatiestructuur
Iedereen moet stoppen met roken, want het is slecht voor de gezondheid en roken kost veel geld.
Hoeveel argumenten?
Slide 22 - Slide
Argumentatiestructuur
Iedereen moet stoppen met roken
want het is slecht voor de gezondheid
en roken kost veel geld
2 argumenten, los van elkaar
NEVENSCHIKKEND ONAFHANKELIJKE argumentatie
Slide 23 - Slide
Argumentatiestructuur
Iedereen moet stoppen met roken, want roken kost veel geld. Door te roken moet je geld uitgeven aan sigaretten en aanstekers.
Hoeveel argumenten?
Slide 24 - Slide
Argumentatiestructuur
Iedereen moet stoppen met roken
want roken kost veel geld. Door te roken moet je geld uitgeven aan sigaretten en aanstekers.
2 argumenten, die bij elkaar horen =
NEVENSCHIKKENDE AFHANKELIJKE argumentatie
Slide 25 - Slide
Argumentatiestructuur
Iedereen moet stoppen met roken, want roken is slecht voor de gezondheid. Roken kan zorgen voor hart- en vaatziekten en een slechte huid.
Hoeveel argumenten?
Slide 26 - Slide
Argumentatiestructuur
Iedereen moet stoppen met roken
want roken is slecht voor de gezondheid.
Roken kan zorgen voor hart- en vaatziekten en een slechte huid.
2e argument bevestigt het 1e arg = ONDERSCHIKKENDE argumentatie
Slide 27 - Slide
Troublespeech
Slide 28 - Mind map
Troublespeech
+- 2 minuten
Je leeft je in in de hoofdpersoon van je boek. Welke (problematische) keuze heeft zij/hij/hen gemaakt?
Erken dat er iets fout is gegaan, maar probeer ervoor te zorgen dat dit uiteindelijk niet jouw fout is of dat er omstandigheden waren waardoor jij er niets aan kon doen. Maak van het negatieve iets positiefs.
Inleiding: publiek toespreken, jezelf voorstellen, korte situatiebeschrijving Kern: situatie verder toelichten en verzachten/schuld buiten jezelf leggen, iets positiefs van de situatie maken Slot: samenvatting/conclusie, publiek bedanken
Slide 29 - Slide
Troublespeech
Beoordeling:
Inhoud en opbouw
Presentatie
Reactie op vragen
We gaan zo naar drie verschillende speeches kijken/luisteren. Noteer tijdens het luisteren: wat doet deze persoon goed? Wat kan beter?