This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Hoofdstukken 13.4: Protozoën,
13.5: Algen, 13.6: Fungi
Slide 1 - Slide
Programma
Leerdoel van vandaag
Uitleg 13.4: Protozoën
Uitleg 13.5: Algen
Uitleg 13.6: Fungi (schimmels)
Tijd over: opdracht verschillende micro-organismen
Slide 2 - Slide
Leerdoel
Je kunt de verschillen en overeenkomsten tussen verschillende micro-organismen benoemen
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Hoofdstuk 13.4: protozoën
Eencellige, eukaryote micro-organismen
Beweeglijk en heterotroof
Sommigen zwemmen in water door middel van trilharen en/of flagellen
Sommigen, zoals amoeben, kunnen niet zwemmen maar kruipen langs oppervlak door uitstulpende delen van de cel
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Nuttige en schadelijke effecten
Protozoën komen overal in de natuur voor, speciaal in vochtige milieus
Nuttig: trilhaardiertjes helpen bij vertering van gras in pensmaag van koeien
Schadelijk: Plasmodium kan door muggen verspreid worden en malaria veroorzaken
Slide 7 - Slide
Hoe bewegen protozoën in het water?
A
Door middel van uitstulpingen
B
Door middel van flagel en/of trilharen
C
Door middel van vinnen
D
Door aanhechting aan een gastheer
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Hoofdstuk 13.5: Algen
Eencellige plantaardige cellen
Meer dan 20.000 soorten bekend
Veel zijn eencellig maar kunnen ook kolonies vormen en dan draadvormig zijn
Slide 10 - Slide
Wat zijn kenmerken van plantaardige cellen?
Slide 11 - Open question
Vorige keer gehad over cyanobacteriën (blauwalg). Waarom is dat een bacterie en geen alg?
A
Het heeft geen bladgroenkorrels
B
Het heeft geen celwand
C
Het heeft geen celkern
D
Het kan geen fotosynthese
Slide 12 - Quiz
Nuttige en schadelijke effecten
Nuttig: vormen de basis van voedselketen in het water en kunnen gebruikt worden als verdikkingsmiddel in levensmiddelen zoals custard of het maken van agar
Schadelijk: waterleidingen verstoppen, toxische stoffen afgeven of in zwemwater groeien
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Hoofdstuk 13.6: fungi
Eukaryote organismen met stevige celwand en kunnen een- of meercellig zijn
Te onderscheiden van algen doordat ze geen bladgroenkorrels hebben
Grote fungi: paddestoelen
Kleine fungi: schimmels (13.6.1) en gisten (13.6.2)
Slide 15 - Slide
Opbouw schimmels (13.6.1)
Slide 16 - Slide
Nuttige en schadelijke effecten
Nuttig: sommige schimmels hebben een antibacteriële werking, zoals Penicillium notatum en gebruiken wij dus als antibioticum
Schadelijk: verrotting van hout, voedselbederving en doordat sporen in grote getalen door lucht ''zweven'' zijn ze algemene laboratoria-besmetters
Slide 17 - Slide
Gisten (13.6.2)
Gisten zijn eencellige Fungi
Rond/ovaal en groei vindt plaats door knopvorming
Geen mycelium, zijn losse cellen
Slide 18 - Slide
Waardoor zijn gistcellen te onderscheiden van bacteriën?
A
Ze zijn groter
B
Ze hebben geen celwand
C
Bacteriën zijn niet rond
D
Ze hebben een celkern
Slide 19 - Quiz
Nuttige en schadelijke effecten
Nuttig: bakkersgist wordt gebruikt bij het rijzen van brood, en gist wordt in wijn en bier gebruikt voor het omzetten van suiker naar alcohol
Schadelijk: roze gist groeit op douchegordijnen/vochtige muren of kunnen zelfs ziekteverwekkend zijn zoals Candida albicans in de mond (witte aanslag op tong) of vagina
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Leerdoel
Je kunt de verschillen en overeenkomsten tussen verschillende micro-organismen benoemen