Verwijsw. Boekb. pp

1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 46 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Programma
-Lezen
-verwijswoorden
-Nakijken: opdrachten boek voltooid deelwoord. 
-Fictiedossier

Slide 2 - Slide

Lesdoel
-Ik heb een leuk boek uit 'Lezen voor de lijst' voor mijn volgende fictieopdracht. (PowerPoint met presentatie)
-Ik weet wat een voltooid deelwoord is en hoe ik de juiste uitgang moet schrijven. 
-Ik weet wat verwijswoorden zijn. 

Slide 3 - Slide

timer
15:00

Slide 4 - Slide

Programma
-Lezen
-verwijswoorden
-Nakijken: opdrachten boek voltooid deelwoord.
-Fictiedossier

Slide 5 - Slide

Sam gaat op vakantie. Sam gaat samen met Sams ouders naar Oostenrijk. Sams moeder heeft Sam verteld dat ze maandag vertrekken.

Slide 6 - Slide

Sam gaat op vakantie. Sam gaat samen met Sams ouders naar Oostenrijk. Sams moeder heeft Sam verteld dat ze maandag vertrekken.

Sam gaat op vakantie. Hij gaat samen met zijn ouders naar Oostenrijk. Zijn moeder heeft hem verteld dat ze maandag vertrekken.



 


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Zo kies je het juiste verwijswoord:
● het-woorden - onzijdig
het, zijn
dat, dit (Het meisje dat)
● de-woorden - mannelijk
hij, hem, zijn
die, deze (De man die)


● de-woorden - vrouwelijk
zij/ze, haar
die, deze (De vrouw die)

● meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze (De spelers die)













Slide 9 - Slide

Opdracht met wisbordjes.
-Niet tekenen op de wisbordjes.
-Netjes mee omgaan. 
-Gebruik hem in de lengte en schrijf de cijfers 1 t/m 6 op. 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Opdrachten boek
Nieuw Nederlands:
Taalverzorging Formuleren Verwijswoorden opdracht: 1,2,3,4.
Bladzijde 82 en 83. 

Slide 13 - Slide

Programma
-Lezen
-verwijswoorden
-Nakijken: opdrachten boek voltooid deelwoord.
-Fictiedossier

Slide 14 - Slide

Programma
-Lezen
-verwijswoorden
-Nakijken: opdrachten boek voltooid deelwoord.
-Fictiedossier

Slide 15 - Slide

Boekbespreking m.b.v. een PowerPoint!

Slide 16 - Slide

uit: 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Vragen tijdens het lezen: 
1. Waar speelt het verhaal zich af? Waar lees je dat? 
2. In welke tijd bijvoorbeeld: vroeger, tijdens een oorlog, in de middeleeuwen of in het heden (in de tijd van nu). Waar lees je dat? 
3. Wie vertelt het verhaal? Hoe weet je dat? 
a. auctoriale verteller? b. personale verteller c. ik-verteller.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

​De auctoriale verteller:

Deze verteller weet alles van de personages, van hun doen en laten, van hun ideeën, gevoelens, hun verleden, heden en toekomst. Vandaar dat we hem ook wel de naam geven van alwetende verteller. 

voorbeeld: 
Gerard Reve – De avonden
Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.

Slide 21 - Slide

De personale verteller: 

Het verhaal is in de hij-vorm geschreven en deze hij-figuur staat in de gebeurtenissen centraal. Hij is een van de personages uit het verhaal en is als zodanig bij de gebeurtenissen betrokken. Vanuit zijn visie maakt de lezer alles mee. De lezer is dan ook op de hoogte van alles wat deze figuur denkt, doet, voelt. Wat andere personages voelen of denken is deze figuur niet bekend, dus ook de lezer niet.
Voorbeeld: 
Franz Kafka – De gedaanteverwisseling
Toen Gregor Samsa op een ochtend ontwaakte uit onrustige dromen, ontdekte hij dat hij in bed was veranderd in een reusachtig eng beest. Voor zijn ogen wiebelden zijn vele, vergeleken met zijn verdere omvang jammerlijk dunne pootjes hulpeloos heen en weer.
‘Wat is er met me gebeurd?’ dacht hij. Het was geen droom.

Slide 22 - Slide

De ik-verteller:

Het ik-perspectief is het vertelperspectief waarbij je het verhaal vanuit de hoofdpersoon meeleest.   
Een voorbeeld van een ik-verteller is de trilogie van Suzanne Collins: De hongerspelen. Hier beleef je het verhaal vanuit de hoofdpersoon Katniss Everdeen. Je kent haar gedachten en gevoelens. Je weet alleen niet hoe de anderen denken over de ik-persoon. Je weet dus evenveel als de ik. Dat levert natuurlijk ook spanning op. Je weet niet wat er gaat gebeuren.

Slide 23 - Slide

4. Uitdrukkingen en/of spreekwoorden
Zoek een uitdrukkingen en/of spreekwoorden die van toepassing zijn op dit boek. Beschrijf waarom je ze gekozen hebt en op welke situatie of persoon ze van toepassing zijn. 






Slide 24 - Slide

5. Wat leer jij van het verhaal?

Wat heb jij van het verhaal geleerd: bijvoorbeeld over het land en/of de cultuur waar het zich afspeelt of over de ontwikkeling die de hoofdpersoon doormaakt.




Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Programma
-Lezen
-verwijswoorden
-Nakijken: opdrachten boek voltooid deelwoord.
-Fictiedossier

Slide 28 - Slide

Huiswerk
-Lees in je boek
-Zorg dat je alle opdrachten hebt gemaakt van hoofdstuk 3: lezen, woordenschat, taalverzorging (lijdend voorwerp, verwijswoorden, voltooid deelwoord).
-Kijk op de elo naar je beoordeling van je fictiedossier. 
-Inhaalmoment toetsen en fictiedossier is 15 maart. 

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Inhoud
info over de (Nederlandse) schrijver  (D-boek)
* biografie
* andere boeken?

Slide 33 - Slide

Algemene info
* titel
* auteur
* jaar van uitgifte
* uitgeverij

Slide 34 - Slide

Vooraf
* reden keuze
* verwachting

Slide 35 - Slide

Het genre
* wat voor genres zijn er?
* leg uit welk genre jullie boek heeft en waarom

Slide 36 - Slide

Inhoud
* titelverklaring
* samenvatting

Slide 37 - Slide

Verhaalaspecten
* personages
* plaats
*chronologie
* hoe lang duurt het verhaal?
* realistisch
* verteller

Slide 38 - Slide

Waardering
* cijfer voor het boek
* mening en argumenten

Slide 39 - Slide

Voorlezen


Slide 40 - Slide

Vragen?
Komen jullie er niet uit of hebben jullie andere vragen? Je weet  hoe je jouw docent bereiken kunt.

Slide 41 - Slide

lekker lezen                             

    
timer
12:00

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

BOEKPRESENTATIE
(PowerPoint 
  •     Uitleggen waarom je dat boek hebt gekozen
  •     Vertellen over de structuur van je presentatie
  •     Vertellen over de schrijver (Nederlandse schrijver)
  •     Vertellen over het soort boek
  •     Vertellen over de hoofdfiguur
  •     Een korte! samenvatting geven over het hele boek
  •     Lees een stukje voor
  •     Uitleggen wat je van het boek vond, aan de hand van beoordelingswoorden
  •     Een goede presentatie geven, boeiend voor het publiek
    Mocht de les onverhoopt niet doorgaan, om wat voor reden dan ook, schuif je automatisch    door naar de volgende les.

Wat moet er allemaal in dan? 

Slide 44 - Slide

vrijdag 21 mei
Janne Linde en Lynn
woensdag 26 mei
Maud en Indy
dinsdag 1 juni
Len en Rinse
vrijdag 4 juni
Samuel en Friso
woensdag 9 juni
Tommaso en Matteo
dinsdag 15 juni
vrijdag 18 juni
Groep A  1G

Slide 45 - Slide

dinsdag 25 mei
Fleur en Dania (groep A) 5e uur!
vrijdag 28 mei
Max en Momen
woensdag 2 juni
Anouk en Dominique
dinsdag 8 juni
Jannick en Tim
vrijdag 11 juni
Karlijn en Julia
woensdag 16 juni
Jayden en Daniel
dinsdag 22 juni
Groep B  1G

Slide 46 - Slide