1ha1/1a2 - chapitre 3 - het bezittelijk voornaamwoord

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Vocabulaire: E

Les phrases-clés: G

S.O. chapitre 3 partie 2

Voca E/F
Les phrases-cles G
Grammaire H  (het bezittelijk voornaamwoord)
Les jours de la semaine (dagen van de week)

Herhalen:
Grammaire D (être = zijn)             blz : 13

Woensdag 9 feb.

• Comment tu t'appelles ?
• Tu as quel âge ?
• Tu es en quelle classe?
• Tu aimes la viande / les légumes / le fromage ?

• Quelle heure est-il ? (12 uur s'nachts - kwart voor 6)

• Tu as quelles matières le vendredi?
  
• Qui est ton prof de biologie / maths ?
  

Ik draai, jij schrijft de juiste vorm van het werkwoord op.

Persoonlijk voornaamwoord

Werkwoord op -er

Het bezittelijk voornaamwoord in NL

Het bezittelijk voornaamwoord (NL)

• Mijn
• Jouw
• Zijn/haar
• Onze
• Jullie
• Hun
  

Het bezittelijk voornaamwoord

Hoe zit dat in het Frans?

1. Check in je boek de zinnen van chapitre 3.

2. Onderstreep elk bezittelijk voornaamwoord die je tegenkomt.

Het bezittelijk voornaamwoord in FR

Het bezittelijk voornaamwoord (Frans)

• Mijn = mon, ma, mes
• Jouw = ton, ta, tes
• Zijn/haar = son, sa, ses
• Onze = notre, notre, nos
• Jullie = votre, votre, vos
• Hun = leur, leur, leurs
  

Uitspraak

We gaan het rijtje eerst rustig uitspreken, maar daarna steeds sneller.

Aantekening maken

Wat is het bvnw in deze zin?

Quelle est ta matière préférée

1. Quelle est
2. ta
3. matière
4. préférée

Ma matière préférée c'est l'anglais.

Wat betekent 'ma' ?

1. zijn
2. mijn
3. jouw
4. hem/haar

Mon prof préféré c'est Monsieur Conradie

Wat betekent 'mon' ?

1. hun
2. hem/haar
3. jouw
4. mijn

Traduis (vertaal):
1. Mijn pen 3. Zijn etui.
2. Jouw boek. 4. Zijn huis.

Les réponses

1. mon stylo

2. sa trousse

3. ton livre

4. sa maison

Traduis (vertaal):
1. Jij bent zijn vriendin.
2. Zij zijn mijn zussen.

Les réponses

1. Tu es son amie / sa copine

! Attention : als znw vrouwelijk is, maar begint met een klinker of stomme 'h' > mon/ton/son

2. Elles sont mes soeurs.

Het oefenen met het bezittelijk voornaamwoord ging....

très bien!

bien

mal (slecht)

Très bien? = 31d

Bien = 31ab

Mal = 30bcd, 31ab

Klaar = leren met Quizlet voor het volgende s.o.