13.3 Nierwerking

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop + notitiespullen pakken
Ga in deze Lesson-Up
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop + notitiespullen pakken
Ga in deze Lesson-Up

Slide 1 - Slide

Doel

Je hebt een overzicht van de verschillende uitscheidingsorganen bij de mens en hun functie

H13

Slide 2 - Slide

uitscheidingsorganen

Slide 3 - Slide

Doel
Je kunt aan de hand van de functie 3 functies  van de nier de anatomie en werking verklaren.

Je kent de werking van de verschillende onderdelen van het nefron in detail 

Slide 4 - Slide

Wat zijn de functies van de nieren?

Slide 5 - Open question

Anatomie
13.2 en 13.3

functie: uitscheiden afvalstoffen uit bloed, osmoregulatie bloed, pH regulatie bloed
filtert 20% per minuut! 

Slide 6 - Slide

Anatomie
nierschors = 3
niermerg = 4
nierbekken = 7
urineleider = 11

Op de volgende slide is een video over de werking van de nier



Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Link

niereenheden / nefron
1 miljoen niereenheden per nier
deels in schors, deels in merg

Functies:
- filteren bloed (afvalstoffen eruit filteren)
- handhaven osmotische waarde bloed (door water/zouten meer of minder uit te scheiden)

Slide 10 - Slide

Herhaling: osmose
Osmose = Diffusie van water door een semi-permeabel membraan naar de kant met de hoogste osmotische waarde

Osmotische waarde = aantal opgeloste deeltjes per volume-eenheid

Slide 11 - Slide

Wat zal er gebeuren in het plaatje hiernaast?
A
Deeltjes gaan naar rechts
B
Deeltjes gaan naar links
C
Water gaat naar rechts
D
Water gaat naar links

Slide 12 - Quiz

Actief transport....
A
Maakt concentratieverschillen groter en kost energie
B
Maakt de concentratieverschillen kleiner en kost energie
C
Maakt de concentratieverschillen groter en kost geen energie
D
Maakt de concentratieverschillen kleiner en kost geen energie

Slide 13 - Quiz

Werking
De niereenheden (nefronen) werken via vier stappen
  1. ultrafiltratie
  2. terugresorptie
  3. excretie
  4. uitscheiding

    Ezelsbruggetje volgorde = UTEU

Slide 14 - Slide

Op welke plek kun je urine aantreffen?
A
4
B
6
C
8
D
9

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

BINAS 85B. Hoe zie je dat bloedeiwitten niet door het kapsel van Bowman komen

Slide 19 - Open question

Waar vindt de ultrafiltratie plaats in het nefron?
A
Kapsel van Bowman
B
Glomerulus
C
Lis van Henle
D
Eerste gekronkelde buisje

Slide 20 - Quiz

Welke factor(en) speelt/spelen een rol bij de ultrafiltratie?
A
Osmotische waarde
B
Bloeddruk
C
Osmotische waarde & bloeddruk

Slide 21 - Quiz

Waar lijkt voorurine qua samenstelling het meest op?
A
bloed
B
urine
C
bloedplasma

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Welke stoffen worden terug geresorbeerd in de Lis van Henle?

Slide 25 - Open question

Op welke manier haalt de nier glucose, aminozuren en ionen uit de het verzamelbuisje?
A
Diffusie
B
Osmose
C
Actief transport
D
Endocytose

Slide 26 - Quiz

Waarom moeten er veel haarvaten rond de lis van Henle zitten?

Slide 27 - Open question

In de nierkanaaltjes worden de bruikbare stoffen uit de voorurine opgenomen. Waarom noemen we dit terugresorptie en niet gewoon resorptie (zoals in de darmen)?

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide

Hoe geeft de binas excretie aan?

Slide 30 - Open question

Urine
Jouw 5L bloed wordt 230x gefilterd per 24 uur (180 L voorurine en slechts 1,5 L urine)

1. alles eruit (ultrafiltratie)
2. alles nuttig terug (terugresorptie = actief transport)
3. enkele afvalstoffen er nog uit (excretie = actief transport)

Slide 31 - Slide

Huiswerk voor maandag
Oefenvragen 13.3 (niet vraag 4)
Toetsvragen 13.3

Slide 32 - Slide