What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
GMK P2.2 Les 4 - Bloeddrukverlagers
Wat is geen mogelijk gevolg van een hoge bloeddruk?
A
Beroerte
B
Diabetes
C
Hartaanval
D
Nierfalen
1 / 18
next
Slide 1:
Quiz
Geneesmiddelkennis
MBO
Studiejaar 2
This lesson contains
18 slides
, with
interactive quizzes
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat is geen mogelijk gevolg van een hoge bloeddruk?
A
Beroerte
B
Diabetes
C
Hartaanval
D
Nierfalen
Slide 1 - Quiz
Welke factor speelt geen rol bij de bloeddruk?
A
Nieren
B
diameter bloedvaten en hartslag
C
Gehalte cholesterol
D
inname en uitscheiding vocht en zouten
Slide 2 - Quiz
Wat leidt niet tot verhoging van de bloeddruk?
A
ADH (anti-diuretisch hormoon)
B
ANP (atriaal natriuretisch peptide)
C
RAAS
D
Sympathicus
Slide 3 - Quiz
Op welke manier kan de bloeddruk verlagen?
A
Vaatvernauwing
B
Meer drinken
C
Lagere hartslag
D
Minder zouten uitplassen
Slide 4 - Quiz
Welke bijwerking is het minst logisch om te krijgen bij bloeddrukverlagers?
A
Duizeligheid
B
Flauwvallen
C
Moeheid
D
Hoofdpijn
Slide 5 - Quiz
Hoe herken je een betablokker aan de naam?
Eindigt op ...
A
- dipine
B
- olol
C
- pril
D
- statine
Slide 6 - Quiz
Geef een indicatie voor metoprolol
A
hoge bloeddruk
B
angst
Slide 7 - Quiz
Wat is geen effect van een betablokker?
A
Vertragen hartslag
B
Vernauwing luchtwegen
C
Meer trillen
D
Koude vingers/tenen
Slide 8 - Quiz
Calciumantagonisten werken altijd ...
A
Tegen het bloeddruksysteem
B
Op het hart
C
Plaspillen
D
Vaatverwijdend
Slide 9 - Quiz
Welke calciumantagonist werkt zowel vaatverwijdend als hartslag vertragend?
A
Amlodipine
B
Diltiazem
C
Felodipine
D
Nifedipine
Slide 10 - Quiz
Hoe worden diuretica ook wel genoemd?
A
Bloedverdunners
B
Harttabletten
C
Plasmiddelen
D
Vaatverwijders
Slide 11 - Quiz
Welk diureticum wordt veel gebruikt bij hoge bloeddruk?
A
Bumetanide
B
Epitizide
C
Hydrochloorthiazide
D
Triamtereen
Slide 12 - Quiz
Welk diureticum wordt vooral gebruikt bij hartfalen ivm vocht uitplassen?
A
Furosemide
B
Epitizide
C
Hydrochloorthiazide
D
Triamtereen
Slide 13 - Quiz
Welk stofje uit het RAAS zorgt uiteindelijk voor de bloeddruk verhogende effecten?
A
Renine
B
ACE
C
Angiotensine 2
D
Aldosteron
Slide 14 - Quiz
Wat is er voor nodig om
Angiotensine 2 te vormen?
A
Aldosteron
B
ACE-enzym
C
ADH
D
Renine
Slide 15 - Quiz
Welk antwoord bevat een ACE-remmer en AT2-antagonist?
A
Enalapril, Valsartan
B
Lisinopril, Metoprolol
C
Nifedipine, hydrochloorthiazide
D
Verapamil, bumetanide
Slide 16 - Quiz
Wat is een kenmerkende bijwerking van ACE-remmers, zoals enalapril?
A
Koude vingers en tenen
B
Veel plassen
C
Prikkelhoest
D
Rood hoofd
Slide 17 - Quiz
Digoxine heeft een smalle therapeutische breedte, wat betekent dit?
Slide 18 - Open question
More lessons like this
GMK P2.2 Les 4 - Bloeddrukverlagers
November 2021
- Lesson with
33 slides
Geneesmiddelkennis
MBO
Studiejaar 2
GMK P2.2 Les 5 - Behandeling HVZ
September 2023
- Lesson with
15 slides
Geneesmiddelkennis
MBO
Studiejaar 2
GMK P2.2 Les 5 - Behandeling HVZ
November 2021
- Lesson with
36 slides
Geneesmiddelkennis
MBO
Studiejaar 2
Bloeddrukverlagers HVPVPO1PQR
January 2023
- Lesson with
32 slides
Geneesmiddelkennis
MBO
Studiejaar 2
GMK P2.2 - HH CVRM en Diabetes
October 2022
- Lesson with
40 slides
Geneesmiddelkennis
MBO
Studiejaar 2
bloeddrukmedicatie
September 2024
- Lesson with
23 slides
Geneesmiddelenkennis
MBO
Studiejaar 2
FP 16 Antihypertensiva
November 2024
- Lesson with
52 slides
FP
MBO
Studiejaar 2
Oefenvragen Farmacotherapie theorie (DM- HVZ -luchtwegen)
December 2023
- Lesson with
31 slides
Verpleging en verzorging
MBO
Studiejaar 3