Vragers en aanbieders H4 D1 + D2

Welke van de beweringen is waar?
A
Er is een overschot aan werknemers
B
Er is een overschot aan werkgevers
C
Er is een overschot aan werklozen
D
Vraag is meer dan aanbod
1 / 31
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welke van de beweringen is waar?
A
Er is een overschot aan werknemers
B
Er is een overschot aan werkgevers
C
Er is een overschot aan werklozen
D
Vraag is meer dan aanbod

Slide 1 - Quiz

Wat is arbeidsmarkt?
A
Alle vraag en aanbod van arbeid.
B
Alle mensen die werk zoeken.
C
Mensen van 15 jaar tot pensioen die werken.
D
Alle vacatures bij werkgevers.

Slide 2 - Quiz

Vraag/aanbod arbeid?
A
Qa = werkgever , Qv = werknemer
B
Qa = werknemer, Qv = werkgever
C
Qa = loon, Qv = werknemer

Slide 3 - Quiz

Arbeidsmarkt

Slide 4 - Slide

Er is vraag naar arbeid op de arbeidsmarkt.
Wie zijn de vragers op de arbeidsmarkt?

A
Bedrijven en Overheid
B
Werklozen
C
Werkende
D
Geen van alle

Slide 5 - Quiz

Vraag naar arbeid

Slide 6 - Slide

OP een krappe arbeidsmarkt is er meer/minder werkloosheid dan op een ruime arbeidsmarkt.
A
Meer
B
Minder

Slide 7 - Quiz

Een tekort op de arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt is de vraag naar en het aanbod van arbeid bij elkaar. 
Voor sommige beroepen is er een tekort op de arbeidsmarkt.

Dat noem je een krappe arbeidsmarkt. Meer vraag dan aanbieders.

Slide 8 - Slide

Waaruit bestaat de beroepsbevolking?
Waaruit bestaat de beroepsbevolking?
A
Mensen die een baan zoeken in de marktsector
B
Mensen die een baan hebben in de collectieve sector
C
Mensen die betaald werk hebben in de markt of coll sector
D
Mensen de betaald werk hebben of op zoek zijn naar een baan

Slide 9 - Quiz

Aanbod van arbeid

Slide 10 - Slide

Een overschot op de arbeidsmarkt
Soms is het moeilijk om een geschikte baan te vinden
In zo’n situatie is er een overschot op de arbeidsmarkt. Meer aanbod dan vraag.
Dat noemen we een ruime arbeidsmarkt.

Slide 11 - Slide

De arbeiders zijn homogeen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Arbeidsmarkt (kenmerken)
De arbeidsmarkt is geen perfecte markt omdat hij minder flexibel is door:
  • demografische factoren (zoals vergrijzing)
  • stand van de economie (arbeid is een grote kostenpost voor bedrijven)
  • invloed van de overheid (zoals het minimum loon) en werkgever- en werknemersorganisaties (zoals de CAO = Collectieve Arbeids Overeenkomst)
  • het 'product arbeid' is niet homogeen (zoals kwaliteiten, opleiding en specialisatie)
  • geen vrije toetreding (zoals opleiding) en uittreding (zoals ontslagrecht)
  • arbeidscontract: vast/flexibel, tijdelijk/onbepaalde tijd en fulltime/parttime
  • verplichte verzekeringen tegen ziekte, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en pensioen

Gevolg: flexibilisering van de arbeidsmarkt met ZZP'ers en zelfstandigen met personeel 
Samenvatting van de kenmerken. Zelf nog eens doornemen. Vooral vast en flexibel. 

Slide 13 - Slide

Ook hier is een evenwicht te vinden...
Bijvoorbeeld:
Qa = 0,2L - 2
Qv = -0,2L + 8
L = ...?... per arbeidsjaar x €1.000

Slide 14 - Slide

Qa = 0,2L - 2
Qv = -0,2L + 8
Bereken het evenwichtsloon

Slide 15 - Open question

Evenwichtsloon berekenen
Qa = 0,2L - 2                   L: loon per arbeidsjaar x €1.000                         
Qv = -0,2L + 8                Evenwichtsloon: Qa = Qv

0,2L - 2 = -0,2L + 8 
0,4L - 2 = 8
0,4L = 10
L = 25 --> €25.000 (evenwichtsloon)

Slide 16 - Slide

Evenwichtsloon

Slide 17 - Slide

Waarheen verschuift de aanbodlijn?

1. toename beroepsbevolking door bijvoorbeeld migratie

2. verhogen pensioenleeftijd
A
Links
B
Rechts

Slide 18 - Quiz

Wat verschuift er met de volgende gebeurtenissen?

1. toename beroepsbevolking door bijvoorbeeld migratie

2. verhogen pensioenleeftijd
A
Vraaglijn
B
Aanbodlijn

Slide 19 - Quiz

Oorzaken verschuiving aanbodlijn
1. toename beroepsbevolking door bijvoorbeeld migratie

2. verhogen pensioenleeftijd
Tekst
Verschuift de aanbodcurve naar rechts of links?

Naar rechts of links? 
Bij 1: naar rechts
Bij 2: naar rechts

Slide 20 - Slide

Minimum loon (effect)

Slide 21 - Slide

Welke van de beweringen is waar?
A
Er is een overschot aan werknemers
B
Er is een overschot aan werkgevers
C
Er is een overschot aan werklozen
D
Vraag is meer dan aanbod

Slide 22 - Quiz

Welke van de beweringen is waar?
A
Er is een ruime arbeidsmarkt
B
Er is een krappe arbeidsmarkt

Slide 23 - Quiz

CAO

  • Collectieve Arbeidsovereenkomst
  • Een overeenkomst tussen werkgevers en werknemers over arbeidsvoorwaarden. 
  • Alle bedrijven die onder een CAO vallen, moeten zich houden aan de regels van de CAO
  • Werkgevers vertegenwoordigd door werkgeversorganisaties
  • Werknemers vertegenwoordigd door vakbonden

Slide 24 - Slide

Wat is een CAO?
A
Afspraken over het werk voor een individu
B
Afspraken over het werk voor een grotere groep
C
Een contract die je tekent

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Er is met deze cao-loon een ruime arbeidsmarkt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Werkloos
De werkloze beroepsbevolking bestaat uit:
  1. alle 15- tot 75-jarigen die in Nederland wonen
  2. die geen betaald werk hebben
  3. maar wel recent naar werk hebben gezocht
  4. en daarvoor direct beschikbaar zijn

Slide 28 - Slide

Werkloosheid (soorten / oorzaken)
  1. Frictie werkloosheid (de tijd tussen 2 banen)
  2. Seizoen werkloosheid (seizoenafhankelijk zoals de horeca en recreatie)
  3. Regionale werkloosheid (Randstad versus de rest van NL)
  4. Conjuncturele werkloosheid (tijdelijk geringe bestedingen, deze vraag naar arbeid volgt de economische conjunctuur)
  5. Structurele werkloosheid (structurele oorzaken zoals automatisering, mechanisering en verplaatsing naar het buitenland, deze vraag naar arbeid komt niet meer terug)

Slide 29 - Slide

Een strandtent in de zomer gaat failliet en komt niet meer terug. Welke werkloosheid hoort daarbij?
A
Seizoens
B
Structureel
C
Regionaal
D
Conjunctureel

Slide 30 - Quiz

Aan de slag
Afmaken Vragers en Aanbieders H4

Slide 31 - Slide