Vragers en aanbieders H4 D1 + D2

Vragers en aanbieders - H4 D2
Dali Janssen
Vrijdag 
8:30 - 9:30
Zelf doornemen
Het stuk flexibel + vast. 
1 / 37
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Vragers en aanbieders - H4 D2
Dali Janssen
Vrijdag 
8:30 - 9:30
Zelf doornemen
Het stuk flexibel + vast. 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
- Terugblik H4 deel 1 (10 min);
- Uitleg (10 min); 
- Oefenopdrachten alleen/samen (30 min); 
-  Opdrachten maken 4.12 t/m 4.26 (alle tijd die over is); 
- Afsluiting (5 min). 


Slide 2 - Slide

Leerdoelen
- Je kunt uitleggen wat het CAO is. 
- Je kunt uitleggen aan welke bepalingen je moet voldoen om werkloos te zijn. 
- Je kunt de verschillende werkloosheid benoemen + koppelen aan een bron.
- Je kunt effect van minimumloon en cao-loon bepalen op vraag en aanbod van arbeid. 
- Je kunt dit koppelen aan ruime en krappe arbeidsmarkt.

Slide 3 - Slide

Planning komende weken
Week 1: Toetsbespreken & reflectie
Week 2: H3 herhalen & afmaken (3.13 t/m 3.20)
Week 3: Hoofdstuk 4 deel 1 (4.1 t/m 4.11 & deze les geeft Gijs)
Week 4: Meivakantie 
Week 5: Meivakantie 

Week 6:  Hoofdstuk 4 deel 2 (4.12 t/m 4.26)
Week 7: Hoofdstuk 4 deel 3 (4.27 t/m 4.41) 
Week 8: Hoofdstuk 5 deel 1 (5.1 t/m 5.11)
Week 9: Hoofdstuk 5 deel 2 (5.12 t/m 5.20) 
Week 10: Herhaling 
Week 11: Vragers en aanbieders H3 t/m H5 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Welke van de beweringen is waar?
A
Er is een overschot aan werknemers
B
Er is een overschot aan werkgevers
C
Er is een overschot aan werklozen
D
Vraag is meer dan aanbod

Slide 6 - Quiz

Wat is arbeidsmarkt?
A
Alle vraag en aanbod van arbeid.
B
Alle mensen die werk zoeken.
C
Mensen van 15 jaar tot pensioen die werken.
D
Alle vacatures bij werkgevers.

Slide 7 - Quiz

Vraag/aanbod arbeid?
A
Qa = werkgever , Qv = werknemer
B
Qa = werknemer, Qv = werkgever
C
Qa = loon, Qv = werknemer

Slide 8 - Quiz

Arbeidsmarkt

Slide 9 - Slide

Er is vraag naar arbeid op de arbeidsmarkt.
Wie zijn de vragers op de arbeidsmarkt?

A
Bedrijven en Overheid
B
Werklozen
C
Werkende
D
Geen van alle

Slide 10 - Quiz

Vraag naar arbeid

Slide 11 - Slide

OP een krappe arbeidsmarkt is er meer/minder werkloosheid dan op een ruime arbeidsmarkt.
A
Meer
B
Minder

Slide 12 - Quiz

Een tekort op de arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt is de vraag naar en het aanbod van arbeid bij elkaar. 
Voor sommige beroepen is er een tekort op de arbeidsmarkt.

Dat noem je een krappe arbeidsmarkt. Meer vraag dan aanbieders.

Slide 13 - Slide

Waaruit bestaat de beroepsbevolking?
Waaruit bestaat de beroepsbevolking?
A
Mensen die een baan zoeken in de marktsector
B
Mensen die een baan hebben in de collectieve sector
C
Mensen die betaald werk hebben in de markt of coll sector
D
Mensen de betaald werk hebben of op zoek zijn naar een baan

Slide 14 - Quiz

Aanbod van arbeid

Slide 15 - Slide

Een overschot op de arbeidsmarkt
Soms is het moeilijk om een geschikte baan te vinden
In zo’n situatie is er een overschot op de arbeidsmarkt. Meer aanbod dan vraag.
Dat noemen we een ruime arbeidsmarkt.

Slide 16 - Slide

De arbeiders zijn homogeen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Arbeidsmarkt (kenmerken)
De arbeidsmarkt is geen perfecte markt omdat hij minder flexibel is door:
  • demografische factoren (zoals vergrijzing)
  • stand van de economie (arbeid is een grote kostenpost voor bedrijven)
  • invloed van de overheid (zoals het minimum loon) en werkgever- en werknemersorganisaties (zoals de CAO = Collectieve Arbeids Overeenkomst)
  • het 'product arbeid' is niet homogeen (zoals kwaliteiten, opleiding en specialisatie)
  • geen vrije toetreding (zoals opleiding) en uittreding (zoals ontslagrecht)
  • arbeidscontract: vast/flexibel, tijdelijk/onbepaalde tijd en fulltime/parttime
  • verplichte verzekeringen tegen ziekte, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en pensioen

Gevolg: flexibilisering van de arbeidsmarkt met ZZP'ers en zelfstandigen met personeel 
Samenvatting van de kenmerken. Zelf nog eens doornemen. Vooral vast en flexibel. 

Slide 18 - Slide

Ook hier is een evenwicht te vinden...
Bijvoorbeeld:
Qa = 0,2L - 2
Qv = -0,2L + 8
L = ...?... per arbeidsjaar x €1.000

Slide 19 - Slide

Qa = 0,2L - 2
Qv = -0,2L + 8
Bereken het evenwichtsloon

Slide 20 - Open question

Evenwichtsloon berekenen
Qa = 0,2L - 2                   L: loon per arbeidsjaar x €1.000                         
Qv = -0,2L + 8                Evenwichtsloon: Qa = Qv

0,2L - 2 = -0,2L + 8 
0,4L - 2 = 8
0,4L = 10
L = 25 --> €25.000 (evenwichtsloon)

Slide 21 - Slide

Evenwichtsloon

Slide 22 - Slide

Waarheen verschuift de aanbodlijn?

1. toename beroepsbevolking door bijvoorbeeld migratie

2. verhogen pensioenleeftijd
A
Links
B
Rechts

Slide 23 - Quiz

Wat verschuift er met de volgende gebeurtenissen?

1. toename beroepsbevolking door bijvoorbeeld migratie

2. verhogen pensioenleeftijd
A
Vraaglijn
B
Aanbodlijn

Slide 24 - Quiz

Oorzaken verschuiving aanbodlijn
1. toename beroepsbevolking door bijvoorbeeld migratie

2. verhogen pensioenleeftijd
Tekst
Verschuift de aanbodcurve naar rechts of links?

Naar rechts of links? 
Bij 1: naar rechts
Bij 2: naar rechts

Slide 25 - Slide

Minimum loon (effect)

Slide 26 - Slide

Welke van de beweringen is waar?
A
Er is een overschot aan werknemers
B
Er is een overschot aan werkgevers
C
Er is een overschot aan werklozen
D
Vraag is meer dan aanbod

Slide 27 - Quiz

Welke van de beweringen is waar?
A
Er is een ruime arbeidsmarkt
B
Er is een krappe arbeidsmarkt

Slide 28 - Quiz

CAO

  • Collectieve Arbeidsovereenkomst
  • Een overeenkomst tussen werkgevers en werknemers over arbeidsvoorwaarden. 
  • Alle bedrijven die onder een CAO vallen, moeten zich houden aan de regels van de CAO
  • Werkgevers vertegenwoordigd door werkgeversorganisaties
  • Werknemers vertegenwoordigd door vakbonden

Slide 29 - Slide

Wat is een CAO?
A
Afspraken over het werk voor een individu
B
Afspraken over het werk voor een grotere groep
C
Een contract die je tekent

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Slide

Er is met deze cao-loon een ruime arbeidsmarkt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quiz

Werkloos
De werkloze beroepsbevolking bestaat uit:
  1. alle 15- tot 75-jarigen die in Nederland wonen
  2. die geen betaald werk hebben
  3. maar wel recent naar werk hebben gezocht
  4. en daarvoor direct beschikbaar zijn

Slide 33 - Slide

Werkloosheid (soorten / oorzaken)
  1. Frictie werkloosheid (de tijd tussen 2 banen)
  2. Seizoen werkloosheid (seizoenafhankelijk zoals de horeca en recreatie)
  3. Regionale werkloosheid (Randstad versus de rest van NL)
  4. Conjuncturele werkloosheid (tijdelijk geringe bestedingen, deze vraag naar arbeid volgt de economische conjunctuur)
  5. Structurele werkloosheid (structurele oorzaken zoals automatisering, mechanisering en verplaatsing naar het buitenland, deze vraag naar arbeid komt niet meer terug)

Slide 34 - Slide

Een strandtent in de zomer gaat failliet en komt niet meer terug. Welke werkloosheid hoort daarbij?
A
Seizoens
B
Structureel
C
Regionaal
D
Conjunctureel

Slide 35 - Quiz

Aan de slag
Wat?  - Opdrachtenblad 4.4 
           - Opdrachten 4.12 t/m 4.26 

Hoelang? Tot 9:20 --> Dan bespreken opdrachten.

Hoe? Je mag met elkaar overleggen op een rustig praatniveau. 

Huiswerk? Maken 4.12 t/m 4.26 


Slide 36 - Slide

Afsluiting
Leerdoelen: 
- Je kunt uitleggen wat het CAO is. 
- Je kunt uitleggen aan welke bepalingen je moet voldoen om werkloos te zijn. 
- Je kunt de verschillende werkloosheid benoemen + koppelen aan een bron.
- Je kunt effect van minimumloon en cao-loon bepalen op vraag en aanbod van arbeid. 
- Je kunt dit koppelen aan ruime en krappe arbeidsmarkt.

Volgende les: 
Vraag & aanbieders hoofdstuk H4 deel 3

Slide 37 - Slide