6.2 Wind en luchtdruk - deel 2

Wind en luchtdruk



Hoofdstuk 6
Paragraaf 2
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wind en luchtdruk



Hoofdstuk 6
Paragraaf 2

Slide 1 - Slide

Planning
Leerdoelen
Huiswerk bespreken
Afmaken paragraaf 2
Start paragraaf 3

Slide 2 - Slide

Je leert:
  • hoe je de luchtdruk kunt meten;
  • hoe wind ontstaat door verschil in luchtdruk;
  • welke invloed luchtdruk heeft op het weer.  

Slide 3 - Slide

Huiswerk bespreken
Hoofdstuk 6
Paragraaf 2
Blz. 88

Slide 4 - Slide

Luchtdruk
Luchtdruk is de druk die de lucht uitoefent op alle voorwerpen. 
Luchtdruk meet je met een barometer.
De eenheid van luchtdruk is bar of hectoPascal.
Het symbool voor druk is p.

De luchtdruk daalt met de hoogte. Dat is te merken als tijdens het landen van een vliegtuig, dan voel je het luchtdrukverschil.

Slide 5 - Slide

Luchtdruk
Op zeeniveau is de luchtdruk ongeveer 1000hPa.
p = 1000hPa = 1000 mbar = 1,0 bar.
Op 2 km hoogte is de luchtdruk ongeveer 800 hPa.

Slide 6 - Slide

Hoge en lage druk

Slide 7 - Slide

Hoge en lage druk
Lagedrukgebied is een gebied waar de luchtdruk lager is dan de gebieden eromheen. Symbool is L. Een lagedruk gebied zorgt voor bewolkt weer met neerslag.

Hogedrukgebied is een gebied waar de luchtdruk hoger is dan de gebieden eromheen. Symbool is H. Een hogedruk gebied zorgt voor  onbewolkt weer met zon.

Slide 8 - Slide

Hoge en lage druk
Isobaren zijn de lijnen waar de luchtdruk gelijk zijn.

Slide 9 - Slide

Wind ontstaat door verschillen in luchtdruk

Slide 10 - Slide

Wind
Luchtdruk stroomt van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied. De stromende lucht voel je als wind aan.
Hoe hard het waait noem je windsterkte of windkracht
De eenheid van windsterkte is Beaufort (Bft). 

0 Bft betekend dat het windstil is. 
Bij een orkaan is de windsterkte 12 Bft.
Binas tabel 25

Slide 11 - Slide

Overdruk / onderdruk
Overdruk is een ruimte waar de druk hoger is dan erbuiten.

In een operatiekamer in een ziekenhuis is er overdruk. Dit zodat er geen stof (bacteriën) naar binnenkomen.

Onderdruk is een ruimte waar de druk lager is dan erbuiten.
Een voorbeeld van onderdruk is het vacuüm verpakken van etenswaren.

Slide 12 - Slide

Maakwerk
Hoofdstuk 6
Paragraaf 2

Opgaven: 34, 35, 36, 37 en 38

Slide 13 - Slide

Wolken en neerslag
Hoofdstuk 6
Paragraaf 3

Slide 14 - Slide

Leerdoelen
Je leert hoe bewolking ontstaat;
Je leert hoe verschillende soorten neerslag ontstaan. 

Slide 15 - Slide

Bewolking
Wolken ontstaan uit waterdamp in de lucht.

  1. Lucht koelt af;
  2. De waterdamp condenseert en vormt kleine waterdruppeltjes;
  3. De waterdruppeltjes vormen een wolk.


Wolken en zonnewarmte


Slide 16 - Slide

Dauw
Rijp

Slide 17 - Slide

Wolken
Voor het ontstaat van wolken zijn twee zaken van belang:

1. De luchtvochtigheid;
    Hoeveel gram gasvormige waterdamp er in 1 cm3 lucht zit
    Met meer waterdamp in de lucht, ontstaat er makkelijker wolken. 

2. De temperatuur van lucht;
    In warmte lucht kan meer gasvormige waterdamp zitten.

Slide 18 - Slide

Wolken
Wolken ontstaan als lucht met een hoge luchtvochtigheid afkoelt. 

De temperatuur waarbij dan wolken ontstaat is het dauwpunt

Slide 19 - Slide

Maakwerk
Hoofdstuk 6
Paragraaf 3

Opgaven: 42, 43, 45, 46, 48 en 49 

Slide 20 - Slide